1Wat zullen wij dan zeggen Wij zeggen immers dat aan Abraham het geloof gerekend is tot gerechtigheid.
10Hoe is het hem dan toegerekend? Toen hij besneden was of als een onbesnedene? Niet als besnedene, maar als onbesnedene!
11 en geloofd dat hij een vader van vele volken zou worden, overeenkomstig wat gezegd was: Gen. 15:5; Hebr. 11:12Zo zal uw nageslacht zijn.
19En niet verzwakt in het geloof, heeft hij er niet op gelet dat zijn eigen lichaam reeds verstorven was – hij was ongeveer honderd jaar oud – en dat ook de moederschoot van Sara verstorven was.
20 Joh. 8:56; Hebr. 11:11,18 En hij heeft aan de belofte van God niet getwijfeld door ongeloof, maar werd gesterkt in het geloof, terwijl hij God de eer gaf.
21 Ps. 115:3 Hij was er ten volle van overtuigd dat God ook machtig was te doen wat beloofd was.
22Daarom ook is het hem tot gerechtigheid gerekend.
23 Rom. 15:4 Nu is het niet alleen ter wille van hem geschreven dat het hem toegerekend is,
24maar ook ter wille van ons, aan wie het zal worden toegerekend, aan ons namelijk die geloven in Hem Die Jezus, onze Heere, uit de doden opgewekt heeft,
25Die om onze overtredingen is overgeleverd, en opgewekt om onze rechtvaardiging.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.