1Het woord dat de HEERE gesproken heeft tegen Babel, tegen het land van de Chaldeeën, door de dienst van de profeet Jeremia:
2Verkondig onder de heidenvolken, laat het horen,
hef een banier omhoog, laat het horen,
verberg het niet, zeg: Babel is ingenomen,
Zijn torens zijn gevallen,
zijn muren afgebroken,
want het is de wraak van de HEERE. Wreek u erop,
doe ermee zoals het zelf heeft gedaan.
16Roei de zaaiers uit van Babel
en wie de sikkel hanteren in de oogsttijd.
Voor het zwaard van de onderdrukker
zullen zij omkeren, ieder naar zijn volk,
en vluchten, ieder naar zijn land.
17Israël is een opgedreven schaap,
leeuwen hebben het opgejaagd.
Eerst heeft de koning van Assyrië het verslonden,
en ten slotte heeft deze, Nebukadrezar, de koning van Babel, zijn beenderen verbrijzeld.
18Daarom, zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Zie, Ik ga de koning van Babel en zijn land straffen, zoals ik de
23Hoe is de moker van heel de aarde
afgehakt en stukgebroken!
Hoe is Babel tot een verschrikking geworden
onder de heidenvolken!
24Ik heb voor u een strik gezet en u werd ook gevangen, Babel,
maar zelf wist u het niet.
U bent betrapt en ook gegrepen,
omdat u zich in de strijd tegen de HEERE hebt gemengd.
25De HEERE heeft Zijn schatkamer geopend
en de instrumenten van Zijn gramschap naar buiten gebracht,
want dit is een werk van de Heere, de HEERE van de legermachten,
in het land van de Chaldeeën.
26Kom ertegen op van het einde van de aarde,
open zijn graanschuren,
stapel het op als korenhopen en sla het met de ban,
laat het geen overblijfsel hebben.
27Breng al zijn jonge stieren om met het zwaard,
voer ze af ter slachting.
Wee hun, want hun dag is gekomen,
de tijd van de vergelding aan hen.
28Hoor hen die gevlucht zijn en die ontkomen zijn
uit het land Babel,
om in Sion te verkondigen
de wraak van de HEERE, onze God, de wraak voor Zijn tempel:
29Laat u horen tegen Babel, schutters,
allen die de boog spannen.
Beleger het aan alle kanten,
laat niemand ervan ontkomen.
Vergeld het naar zijn werk,
doe het overeenkomstig alles wat het zelf gedaan heeft.
Want het heeft overmoedig gehandeld tegen de HEERE,
tegen de Heilige van Israël.
30Daarom zullen
dat Hij over Babel genomen heeft,
en Zijn plannen die Hij bedacht heeft
tegen het land van de Chaldeeën:
Voorwaar, de geringsten van de kudde zullen hen wegslepen!
Voorwaar, men zal de woonplaats boven hen verwoesten!
46Van het gerucht dat Babel ingenomen is,
beeft de Jer. 49:21aarde
en geschreeuw wordt gehoord onder de volken.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.