1 Een psalm van David.
Roep ter verantwoording, HEERE, wie mij ter verantwoording roepen;
bestrijd wie mij bestrijden.
2Grijp het kleine en het grote schild,
sta op, mij te hulp.
3Neem de speer in de hand,
sluit de weg af, houd mijn vervolgers tegen;
zeg tegen mijn ziel:
Ik ben uw heil.
4 door te vasten,
mijn gebed kwam telkens terug in mijn binnenste.
14Alsof het mijn vriend was, of mijn broeder,
zo liep ik steeds rond;
ik ging gebukt, in het zwart gehuld,
als iemand die om zijn moeder treurt.
15Maar toen ík strompelde, waren zij verblijd en verzamelden zich;
zij verzamelden zich om mij heen.
Zij waren kreupel en ik merkte het niet,
zij scheurden hun kleren en zwegen niet.
16In hun eigen kring van huichelachtige spotters
knarsetandden zij over mij.
17Heere, hoelang zult U toekijken?
Verlos mijn ziel van hun verwoestende daden,
mijn eenzame ziel van de jonge leeuwen.
18
Laat hen niet zeggen: Wij hebben hem verslonden!
26Laat beschaamd en tezamen rood van schaamte worden
wie zich over mijn onheil verblijden;
laat met schaamte en schande bekleed worden
wie zich tegen mij verheffen.
27Laat vrolijk zingen en verblijd zijn
wie vreugde vinden in mijn gerechtigheid;
laat hen voortdurend zeggen: De HEERE is groot!
Hij vindt vreugde in de vrede van Zijn dienaar.
28Dan zal mijn tong Uw gerechtigheid tot uiting brengen,
Uw lof, de hele dag.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.