1En zie, er kwam een man Gods door het woord van de HEERE uit Juda naar Bethel, terwijl Jerobeam bij het altaar stond om een reukoffer te brengen.
2Hij riep tot het altaar, door het woord van de HEERE, en zei: Altaar, altaar, zo zegt de HEERE: Toen trachtte de man Gods het aangezicht van de HEERE gunstig te stemmen, en de hand van de koning kon weer teruggetrokken worden en werd als daarvoor.
7En de koning sprak tot de man Gods: Kom met mij mee naar huis, en kom op krachten. Dan zal ik u een geschenk geven.
8Maar de man Gods zei tegen de koning: wat de man Gods die dag in Bethel had gedaan, met de woorden die hij tot de koning had gesproken. Zij vertelden die aan hun vader.
12Hun vader sprak tot hen: Welke weg is hij gegaan? Zijn zonen hadden de weg gezien waarlangs de man Gods die uit Juda kwam, gegaan was.
13Toen zei hij tegen zijn zonen: Zadel de ezel voor mij. En zij zadelden de ezel voor hem, en hij reed erop weg.
14Hij ging de man Gods achterna, en trof hem aan, zittend onder een eik. Hij zei tegen hem: Bent u de man Gods die uit Juda gekomen is? En hij zei: Dat ben ik.
15Toen zei hij tegen hem: Kom met mij mee naar huis en eet brood.
16Maar hij zei: Ik kan niet met u terugkeren of met u meekomen. Ik zal ook geen brood eten of water met u drinken in deze plaats.
17Want door het woord van de HEERE is een woord tot mij gekomen: U mag daar geen brood eten of water drinken. U mag niet terugkeren door via de weg te gaan waarlangs u al gegaan bent.
18Hij zei tegen hem: voor de offerhoogten. Wie maar wilde, wijdde hij en die werd dan een van de priesters van de hoogten.
34En het werd door deze zaak tot zonde voor het huis van Jerobeam, waardoor het uitgeroeid en van de aardbodem weggevaagd zou worden.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.