1Toen Hij van de berg afgedaald was, volgde een grote menigte Hem.
2
19 Luk. 9:57 En er kwam een schriftgeleerde naar Hem toe en zei tegen Hem: Meester, ik zal U volgen, waar U ook heen gaat.
20En Jezus zei tegen hem: De vossen hebben holen, en de vogels in de lucht nesten, maar de Zoon des mensen heeft niets waarop Hij het hoofd kan neerleggen.
21Een ander uit Zijn discipelen zei tegen Hem: Heere, sta mij toe dat ik eerst wegga en mijn vader begraaf.
22Maar Jezus zei tegen hem: Volg Mij, en 1 Tim. 5:6laat de doden hun doden begraven.
De storm gestild23 Mark. 4:35; Luk. 8:22 En toen Hij aan boord van het schip gegaan was, volgden Zijn discipelen Hem.
24En zie, er ontstond een grote onstuimigheid in de zee, zodat het schip door de golven bedekt werd; maar Hij sliep.
25En Zijn discipelen kwamen bij Hem, wekten Hem en zeiden: Heere, red ons, wij vergaan!
26En Hij zei tegen hen: Waarom bent u angstig, kleingelovigen? Job 26:12; Ps. 107:29; Jes. 51:10Toen stond Hij op en bestrafte de winden en de zee, en er kwam een grote stilte.
27De mensen verwonderden zich en zeiden: Wat voor Iemand is Dit, dat zelfs de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn?
De genezing van bezetenen28 Mark. 5:1; Luk. 8:26 En toen Hij aan de overkant was gekomen, in het land van de Gergesenen, kwamen twee mensen die door demonen bezeten waren, Hem tegemoet; zij kwamen uit de grafspelonken en waren zeer gevaarlijk, zodat niemand langs die weg voorbij kon gaan.
29En zie, zij riepen: Jezus, Zoon van God, wat hebben wij met U te maken? Bent U hier gekomen om ons te pijnigen vóór de tijd?
30En ver bij hen vandaan was een grote kudde varkens aan het weiden.
31De demonen smeekten Hem: Als U ons uitdrijft, sta ons dan toe dat wij in die kudde varkens gaan.
32En Hij zei tegen hen: Ga. En zij gingen uit hen weg en trokken in de kudde varkens; en zie, de hele kudde varkens stortte van de steilte af de zee in, en zij stierven in het water.
33En zij die ze weidden, vluchtten; en toen zij in de stad gekomen waren, berichtten zij al deze dingen én wat er met de bezetenen gebeurd was.
34En zie, heel de stad liep uit, Jezus tegemoet; en toen ze Hem zagen, Hand. 16:39smeekten ze Hem of Hij uit hun gebied wilde vertrekken.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.