1Zo zijn de hemel en de aarde voltooid, en heel hun legermacht.
2 toen zij geschapen werden. Op de dag dat de HEERE God aarde en hemel maakte –
5er was nog geen enkele veldstruik op de aarde en er was nog geen enkel veldgewas opgekomen, want de HEERE God had het niet laten regenen op de aarde; en er was geen mens om de aardbodem te bewerken,
6maar een damp steeg uit de aarde op en bevochtigde heel de aardbodem –
7toen vormde de HEERE God de mens uit om te zien hoe hij ze noemen zou; en zoals Adam elk levend wezen noemen zou, zo zou zijn naam zijn.
20Zo gaf Adam namen aan al het vee en aan de vogels in de lucht en aan alle dieren van het veld; maar voor de mens vond hij geen hulp als iemand tegenover hem.
21Toen liet de HEERE God een diepe slaap op Adam vallen, zodat hij in slaap viel; en Hij nam een van zijn ribben en sloot de plaats ervan toe met vlees.
22En de HEERE God bouwde de rib die Hij genoemd worden,
want uit de man
is zij genomen.
24 Matt. 19:5; Mark. 10:7; Efez. 5:31 Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; 1 Kor. 6:16; Efez. 5:28,29en zij zullen tot één vlees zijn.
25En zij waren beiden Gen. 3:7naakt, Adam en zijn vrouw, maar zij schaamden zich niet.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.