1Toen
7Ook brak hij de verblijven van de schandknapen af in het huis van de HEERE, waar de vrouwen gewaden voor de Asjera weefden.
8Hij liet al de priesters uit de steden van Juda komen en verontreinigde de offerhoogten waarop die priesters reukoffers gebracht hadden, van Geba af tot Berseba toe. Verder brak hij de offerhoogten bij de poorten af, ook die bij de ingang van de poort van Jozua, de leider van de stad, aan de linkerhand als men de stadspoort binnenkomt.
9De priesters van de offerhoogten offerden echter niet op het altaar van de HEERE in Jeruzalem, maar zij aten ongezuurde broden te midden van hun broeders.
10 Josia verontreinigde ook Tofet, dat in het dal Ben-Hinnom lag, opdat niemand zijn zoon of dochter voor de Molech door het vuur liet gaan.
11Hij haalde de paarden weg die de koningen van Juda aan de zon gewijd hadden, van de ingang van het huis van de HEERE tot de kamer van Nathan-Melech, de hoveling, die zich in de bijgebouwen bevond; en de zonnewagens verbrandde hij met vuur.
12Ook de altaren die op het dak van het bovenvertrek van Achaz waren, die de koningen van Juda gemaakt hadden, en de altaren tot toorn te verwekken; hij deed er hetzelfde mee als hij in Bethel gedaan had.
20Al de priesters van de offerhoogten die daar waren, slachtte hij af op de altaren, en verbrandde er mensenbeenderen op. Daarna keerde hij terug naar Jeruzalem.
Josia viert het Pascha21De koning gebood het hele volk: zilver en een talent goud.
34Bovendien maakte farao Necho Eljakim, de zoon van Josia, koning in de plaats van zijn vader Josia en veranderde zijn naam in om dat aan farao Necho af te dragen.
36Jojakim was vijfentwintig jaar oud toen hij koning werd, en hij regeerde elf jaar in Jeruzalem. De naam van zijn moeder was Zebudda, de dochter van Pedaja, uit Ruma.
37Hij deed wat slecht was in de ogen van de HEERE, overeenkomstig alles wat zijn vaderen gedaan hadden.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.