Jeremia 3 - Dutch Revised Bible 2010-2017(HSVU)

Oproep om terug te keren naar de HEERE

1Men zegt:

Als een man zijn vrouw wegstuurt,

zij bij hem weggaat

en de vrouw van een andere man wordt,

mag hij nog naar haar terugkeren?

Zou dat land

niet ten zeerste ontheiligd worden?

U echter, u hebt hoererij bedreven met veel vrienden,

en dan naar Mij terugkeren? – spreekt de HEERE.

2Sla uw ogen op naar de kale hoogten, en zie,

waar bent u niet beslapen?

U bent voor hen langs de wegen gaan zitten,

als een Arabier in de woestijn.

Zo hebt u het land ontheiligd

met uw hoererijen en uw kwaad.

3Daarom werden de regendruppels ingehouden

en is er geen late regen geweest.

U hebt het voorhoofd van een hoer,

u weigert daarvoor beschaamd te zijn.

4Zult u dan niet van nu af aan tot Mij roepen: Mijn Vader,

U bent de Leidsman van mijn jeugd?

5– Zou Hij soms voor eeuwig Zijn toorn handhaven

of die voor altijd vasthouden? –

Zie, zo spreekt u, maar u doet

alles wat slecht is, en speelt het klaar!

Juda en Israël, de twee ontrouwe zusters

6In de dagen van koning Josia zei de HEERE tegen mij: Hebt u gezien wat het afvallige Israël gedaan heeft? Zij op zoek naar de vreemden, onder elke bladerrijke boom,

maar u hebt niet geluisterd naar Mijn stem, spreekt de HEERE.

14Keer terug, afkerige kinderen, spreekt de HEERE, want Ík heb u getrouwd. Ik zal u nemen, één uit een stad en twee uit een geslacht, en Ik zal u naar Sion brengen.

15Ik zal u achternagaan.

18In die dagen zal het huis van Juda naar het huis van Israël gaan. Tezamen zullen zij komen uit het land in het noorden naar het land dat Ik uw vaderen in erfelijk bezit heb gegeven.

19Ík had wel gezegd:

Hoe kan Ik u tot kinderen maken

en u een begerenswaardig land geven,

het sierlijke erfelijk bezit van de heidenvolken?

Ik zei: U zult tot Mij roepen: Mijn Vader,

en u zult zich van achter Mij niet afkeren.

20Voorwaar, zoals een vrouw haar levensgezel ontrouw wordt,

zo bent u Mij ontrouw geworden, huis van Israël, spreekt de HEERE.

21Er wordt een geluid gehoord op de kale hoogten,

een geween, smeekbeden door de Israëlieten,

want zij hebben hun weg krom gemaakt,

zij hebben de HEERE, hun God, Jer. 2:32vergeten.

22Keer terug, afkerige kinderen,

Ik zal u van uw afdwalingen genezen.

Zie, hier zijn wij. Wij komen tot U,

want U bent de HEERE, onze God.

23Voorwaar, tevergeefs Ps. 121:1

verwacht men het van de heuvels,

en de menigte van de bergen.

Voorwaar, in de HEERE, onze God,

is het heil van Israël.

24Die schande heeft

de arbeid van onze vaderen verslonden, van onze jeugd af,

hun schapen en hun runderen,

hun zonen en hun dochters.

25Wij liggen in onze schande

en onze smaad overdekt ons,

want tegen de HEERE, onze God, hebben wij gezondigd,

wij en onze vaderen, van onze jeugd af

tot op deze dag,

wij hebben niet geluisterd naar de stem van de HEERE, onze God.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help