1 Koningen 22 - Dutch Revised Bible 2010-2017(HSVU)

Strijd van Achab en Josafat tegen de Syriërs

1Drie jaar zaten zij stil: er was geen oorlog tussen Syrië en Israël.

2Het gebeurde echter in het derde jaar dat door hem kunnen raadplegen?

8Toen zei de koning van Israël tegen Josafat: Er is nog één man om door hem de HEERE te raadplegen, maar ík haat hem, want hij profeteert niets goeds over mij, alleen maar onheil: Micha, de zoon van Jimla. Josafat zei: Zo moet de koning niet spreken!

9Toen riep de koning van Israël een hoveling en zei: Haal snel Micha, de zoon van Jimla.

10 in het voordeel van de koning. Laat toch uw woord als het woord van een van hen zijn, en spreek het goede.

14Maar Micha zei: Zo waar de HEERE leeft, wat de HEERE tegen mij zegt, dat zal ik spreken.

15Toen hij bij de koning kwam, zei de koning tegen hem: Micha, zullen wij tegen Ramoth in Gilead ten strijde trekken, of zullen wij ervan afzien? En hij zei tegen hem: Trek op, en u zult slagen, want de HEERE zal hen in de hand van de koning geven.

16De koning zei tegen hem: Hoeveel keer moet ik u nog bezweren dat u tot mij niets zult spreken dan alleen de waarheid, in de Naam van de HEERE?

17Hij zei: Ik zag heel Israël overal verspreid op de bergen, als schapen die geen herder hebben. En de HEERE zei: Dezen hebben geen heer, laat ieder in vrede naar zijn huis terugkeren.

18Toen zei de koning van Israël tegen Josafat: Heb ik niet tegen u gezegd: Hij zal over mij niets goeds profeteren, alleen maar onheil?

19Verder zei Micha: Daarom, hoor het woord van de HEERE: en breng mij weg uit het leger, want ik ben gewond.

35De strijd laaide die dag echter hoog op. De koning werd in de wagen staande gehouden tegenover de Syriërs, maar in de avond stierf hij. Het bloed van de wond vloeide in de bak van de wagen.

36Toen de zon onderging, ging de luide roep door het legerkamp: Ieder naar zijn stad, en ieder naar zijn land!

37Zo stierf de koning. Hij werd naar Samaria gebracht en zij begroeven de koning in Samaria.

38Men spoelde de wagen af bij de vijver van Samaria, waar de hoeren zich wasten. De honden likten zijn bloed op, overeenkomstig het woord van de HEERE, dat Hij gesproken had.

39Het overige nu van de geschiedenis van Achab, alles wat hij gedaan heeft, het ivoren huis dat hij gebouwd heeft en al de steden die hij gebouwd heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Israël?

40Zo ging Achab te ruste bij zijn vaderen, en zijn zoon Ahazia werd koning in zijn plaats.

Josafat koning van Juda

41 2 Kron. 20:31 Josafat, de zoon van Asa, was koning geworden over Juda in het vierde jaar van Achab, de koning van Israël.

42Josafat was vijfendertig jaar oud toen hij koning werd, en hij regeerde vijfentwintig jaar in Jeruzalem. De naam van zijn moeder was Azuba, de dochter van Silchi.

43Hij wandelde in heel de weg van zijn vader Asa. Hij week daarvan niet af, en deed wat juist was in de ogen van de HEERE.

44De offerhoogten werden evenwel niet weggenomen: het volk bracht nog steeds slachtoffers en reukoffers op de offerhoogten.

45Ook sloot Josafat vrede met de koning van Israël.

46Het overige nu van de geschiedenis van Josafat, zijn macht, die hij uitgeoefend heeft, en hoe hij oorlog gevoerd heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Juda?

47Ook vaagde hij uit het land de rest van de schandknapen weg, die in de dagen van zijn vader Asa waren overgebleven.

48Er was toen geen koning in Edom, maar een stadhouder van de koning.

49Josafat had Tarsis-schepen gebouwd om naar Ofir te gaan om goud. De reis ging echter niet door, want de schepen leden al in Ezeon-Geber schipbreuk.

50Toen zei Ahazia, de zoon van Achab, tegen Josafat: Laat mijn dienaren met uw dienaren op de schepen meevaren, maar Josafat wilde dat niet.

51En Josafat ging te ruste bij zijn vaderen, en werd bij zijn vaderen begraven in de stad van zijn vader David, en zijn zoon Jehoram werd koning in zijn plaats.

Ahazia koning van Israël

52Ahazia, de zoon van Achab, werd koning over Israël in Samaria in het zeventiende jaar van Josafat, de koning van Juda, en regeerde twee jaar over Israël.

53Hij deed wat slecht was in de ogen van de HEERE. Hij ging namelijk in de weg van zijn vader en in de weg van zijn moeder, in de weg van Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël deed zondigen.

54Hij diende de Baäl en boog zich voor hem neer, en verwekte de HEERE, de God van Israël, tot toorn, overeenkomstig alles wat zijn vader gedaan had.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help