1Voor de koorleider, een onderwijzing, van de zonen van Korach.
2O God, met onze oren hebben wij het gehoord,
onze vaderen hebben het ons verteld:
U hebt een werk gedaan in hun dagen,
in de dagen vanouds.
3Ú hebt de heidenvolken met Uw hand verdreven,
maar hén
10Niettemin hebt U ons
16De hele dag zie ik mijn schande voor mij
en schaamte bedekt mijn gezicht,
17vanwege de stem van wie mij hoont en lastert,
vanwege de vijand en de wraakzuchtige.
18Dit alles is ons overkomen, toch hebben wij U niet vergeten
of Uw verbond verloochend.
19Ons hart is niet teruggeweken
en onze schreden zijn niet van Uw pad geweken,
20ook al hebt U ons in een oord van jakhalzen verpletterd,
en ons met een schaduw van de dood overdekt.
21Als wij de Naam van onze God hadden vergeten
en onze handen hadden uitgebreid naar een vreemde god,
22zou God dat niet onderzoeken?
Want Hij weet wat er in het hart verborgen ligt.
23 Rom. 8:36 Maar om U worden wij de hele dag gedood;
wij worden beschouwd als slachtschapen.
24Word wakker! Waarom zou U slapen, Heere?
Ontwaak! Verstoot ons niet voor altijd.
25Waarom zou U Uw aangezicht verbergen,
onze ellende en onze onderdrukking vergeten?
26Want onze ziel ligt neergebukt in het stof;
onze buik kleeft aan de aarde.
27Sta op, ons te hulp,
verlos ons omwille van Uw goedertierenheid.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.