1Toen sprak Jezus tot de menigte en tot Zijn discipelen:
2
31Aldus getuigt u tegen uzelf, Hand. 7:51; 1 Thess. 2:15dat u kinderen bent van hen die de profeten gedood hebben.
32Maakt ook u dan de maat van uw vaderen vol!
33 Matt. 3:7 Slangen, adderengebroed, hoe zou u aan de veroordeling tot de hel ontkomen?
34 Luk. 11:49 Daarom zie, Matt. 10:16; Luk. 10:3; Joh. 16:2; Hand. 7:52Ik zend profeten, wijzen en schriftgeleerden naar u toe, en sommigen van hen zult u doden en kruisigen, en sommigen van hen zult Matt. 10:17; Hand. 5:40u geselen in uw synagogen, en u zult hen vervolgen van stad tot stad,
35opdat over u al het rechtvaardige bloed zal komen dat vergoten is op de aarde, Gen. 4:8; Hebr. 11:4vanaf het bloed van de rechtvaardige Abel tot 2 Kron. 24:21het bloed van Zacharia, de zoon van Berechja, die u gedood hebt tussen de tempel en het altaar.
36Voorwaar, Ik zeg u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht.
Het oordeel over Jeruzalem37 Luk. 13:34 Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en Matt. 21:35,36stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Ps. 17:8; 91:4Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild!
38 Ps. 69:26; Jes. 1:7; Jer. 7:34; Micha 3:12; Hand. 1:20 Zie, uw huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten.
39Want Ik zeg u: U zult Mij van nu af aan niet zien, totdat u zegt: Ps. 118:26Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere!
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.