1Wee hun die verordeningen van onrecht instellen,
en de schrijvers die onheil voorschrijven
2om de armen van hun recht weg te duwen,
en de ellendigen van Mijn volk van het recht te beroven,
zodat weduwen hun buit worden,
en zij wezen uitplunderen.
3Maar wat zult u doen op de dag van de vergelding,
bij de verwoesting die er vanuit de verte aankomt?
Naar wie zult u vluchten om hulp
en waar zult u uw rijkdom laten?
4Er blijft niets over dan zich onder de gevangenen neer te bukken
en onder de gedoden te vallen!
Bij dit alles keert Zijn toorn zich niet af;
nog is Zijn hand tegen hen uitgestrekt.
Aankondiging van de ondergang van Assyrië5 zal Ik hem bevel geven
om roof te plegen, om buit te roven,
en om het te vertrappen van de koning van Assyrië en de glans van zijn hooghartige oogopslag zal vergelden.
13Want hij zegt:
Door de kracht van mijn hand heb ik dit gedaan,
en door mijn wijsheid, want ik ben verstandig.
Ik heb de grenzen tussen de volken weggenomen,
hun voorraden uitgeplunderd,
en als een machtige de hooggezetenen neergehaald.
14Mijn hand vond, als was het een vogelnest,
het vermogen van de volken.
En zoals men verlaten eieren bijeenraapt,
raapte ík de hele wereld bijeen.
Niemand was er die zijn vleugel verroerde,
die zijn snavel opende of die ook maar piepte.
15Zou een bijl zich beroemen tegen wie ermee hakt,
of een zaag zich verheffen tegen wie hem trekt?
Alsof een staf regeert over wie hem hanteert,
alsof een stok opheft wie geen stuk hout is.
16Daarom zal de Heere, de HEERE van de legermachten,
zijn welgedane vorsten doen uitteren.
Onder zijn rijkdom
En hij zal zijn als een wegkwijnende zieke.
19En het overblijfsel van de bomen in zijn bos zal te tellen zijn,
een jongen zou het aantal kunnen opschrijven.
Een rest wordt behouden20Op die dag zal het gebeuren dat het overblijfsel van Israël en wie van het huis van Jakob ontkomen zijn, niet langer zullen steunen op hem die hen geslagen heeft, maar zij zullen steunen op de HEERE, de Heilige van Israël, in trouw.
21 Dat overblijfsel zal terugkeren, het overblijfsel van Jakob, naar de sterke God.
22Want, Israël,
25Want nog een klein moment – en dan is de gramschap voorbij en zal Mijn toorn zich richten op hún vernietiging.
26Dan zal de HEERE van de legermachten over hem de gesel zwaaien, zoals eens Midian is geslagen bij de rots Oreb. dochter van Gallim!
Laïs, sla er acht op!
Arm Anathoth!
31Madmena vlucht,
de inwoners van Gebim brengen zich in veiligheid.
32Vandaag nog staat hij in Nob
en zwaait met zijn vuist tegen de berg van de dochter van Sion,
de heuvel van Jeruzalem.
33Zie, de Heere, de HEERE van de legermachten,
zal met geweld de takken afhouwen;
de statige woudreuzen zullen worden omgehakt,
en de hoge bomen neergeworpen.
34Hij zal het struikgewas in het woud wegkappen met het ijzer,
en de Libanon zal vallen door de Machtige.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.