Jozua 17 - Dutch Revised Bible 2010-2017(HSVU)

Het erfbezit van Manasse

1De stam Manasse had ook een lot, omdat hij de eerstgeborene van toe, behalve het land Gilead en Basan, dat aan de andere zijde van de Jordaan ligt.

6Want de dochters van Manasse ontvingen een erfelijk bezit te midden van zijn zonen, en het land Gilead was voor de overgebleven nakomelingen van Manasse.

7De grens van Manasse loopt dus van Aser af tot Michmetath, dat tegenover Sichem ligt. Deze grens loopt vervolgens in zuidelijke richting naar de inwoners van En-Tappuah.

8Het land van Tappuah behoorde wel aan Manasse toe, maar Tappuah zelf, aan de grens van Manasse, behoorde aan de nakomelingen van Efraïm toe.

9Daarna loopt de grens naar beneden naar de beek Kana, zuidelijk van de beek. Deze steden zijn van Efraïm te midden van de steden van Manasse. De grens van Manasse ligt ten noorden van de beek, en zijn eindpunt ligt bij de zee.

10Naar het zuiden toe was het van Efraïm, naar het noorden toe was het van Manasse, en de zee was zijn grens. In het noorden reikten zij tot Aser en in het oosten tot Issaschar.

11Want Manasse bezat in Issaschar en in Aser: Beth-Sean en de bijbehorende plaatsen, Jibleam en de bijbehorende plaatsen, de inwoners van Dor en de bijbehorende plaatsen, de inwoners van En-Dor en de bijbehorende plaatsen, de inwoners van Taänach en de bijbehorende plaatsen, en de inwoners van Megiddo en de bijbehorende plaatsen: drie landstreken.

12 Richt. 1:27 De nakomelingen van Manasse waren niet in staat de inwoners van die steden te verdrijven, want de Kanaänieten wilden in dat land blijven wonen.

13En het gebeurde, toen de Israëlieten sterk werden, dat zij de Kanaänieten herendienst lieten verrichten, maar helemaal verdreven hebben zij hen niet.

Manasse en Efraïm vragen om meer

14Toen zeiden de nakomelingen van Jozef tegen Jozua: Waarom hebt u mij als erfelijk bezit maar één lot en één deel gegeven, terwijl ik toch een groot volk ben, aangezien de HEERE mij tot nu toe gezegend heeft?

15Jozua zei tegen hen: Indien u een groot volk bent, ga dan naar het bos, en hak daar voor uzelf de bomen om in het land van de Ferezieten en van de Refaïeten, omdat het bergland van Efraïm te klein voor u is.

16Toen zeiden de nakomelingen van Jozef: Dat bergland zal voor ons niet groot genoeg zijn. Bovendien zijn er ijzeren strijdwagens bij alle Kanaänieten die in het land in het dal wonen, bij die in Beth-Sean en de bijbehorende plaatsen en bij hen die in het dal van Jizreël wonen.

17Daarop zei Jozua tegen het huis van Jozef, tegen Efraïm en Manasse: U bent een groot volk en u hebt grote kracht. U zult niet slechts één lot hebben,

18maar het bergland zal van u zijn. En omdat het een bosgebied is, moet u daar de bomen omhakken, dan zullen de uitlopers ervan voor u zijn. U zult de Kanaänieten voorzeker verdrijven, al hebben zij ijzeren strijdwagens en al zijn zij sterk.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help