1Een psalm, een lied, op de sabbatdag.
2Het is goed om de HEERE te loven
en voor Uw Naam psalmen te zingen, Allerhoogste;
3in de morgen Uw goedertierenheid te verkondigen
en Uw trouw in de nachten,
4op het tiensnarig instrument en op de luit,
bij snarenspel op de harp.
5Want U hebt mij verblijd, HEERE, met Uw daden;
ik zal vrolijk zingen over de werken van Uw handen.
6 HEERE, hoe groot zijn Uw werken,
zeer diep zijn Uw gedachten.
7Een onverstandig man weet hier niets van
en een dwaas begrijpt dit niet:
8wanneer de goddelozen groeien als gras
en allen die onrecht bedrijven, bloeien
om tot in eeuwigheid weggevaagd te worden!
9Maar U bent de Allerhoogste,
voor eeuwig de HEERE.
10Want zie, Uw vijanden, HEERE,
want zie, Uw vijanden zullen omkomen;
allen die onrecht bedrijven, zullen overal verspreid worden.
11Maar U zult mijn hoorn opheffen als die van een wilde os,
ik ben met verse olie overgoten.
12Mijn oog zal de val aanschouwen van hen die mij bespieden;
mijn oren zullen horen wat de kwaaddoeners overkomt
die tegen mij opstaan.
13De en groen zijn,
16om te verkondigen dat de HEERE waarachtig is;
Hij is mijn rots en in Hem is geen onrecht.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.