1Abraham nam weer een vrouw, van wie de naam Ketura was.
2 van het leven van Abraham dat hij geleefd heeft: honderdvijfenzeventig jaar.
8Toen gaf Abraham de geest en stierf vaneenscheiden.
Het ene volk zal sterker zijn dan het zie, er was een tweeling in haar schoot.
25De eerste kwam tevoorschijn, rossig en helemaal behaard als een haren mantel; daarom gaf men hem de naam Ezau.
26Daarna kwam zijn broer tevoorschijn, terwijl zijn hand Izak was zestig jaar oud bij hun geboorte.
27Toen die jongens groot werden, werd Ezau een man ervaren in de jacht, een man van het veld. Jakob echter was een oprecht man, die in tenten woonde.
28Izak had Ezau lief, omdat hij graag wildbraad at; Rebekka daarentegen had Jakob lief.
29 Eens had Jakob soep gekookt, toen Ezau uit het veld kwam en moe was.
30Toen zei Ezau tegen Jakob: Laat mij toch slurpen van dat rode, dat rode daar, want ik ben moe. Daarom gaf men hem de naam Edom.
31Toen zei Jakob: Verkoop mij dan eerst je eerstgeboorterecht.
32Ezau zei: Jes. 22:13; 1 Kor. 15:32Zie, ik ga toch sterven; wat moet ik dan met het eerstgeboorterecht?
33Toen zei Jakob: Zweer het mij eerst. En hij zwoer het hem. Zo verkocht hij zijn eerstgeboorterecht aan Jakob.
34Toen gaf Jakob Ezau brood, met de linzensoep. Hij at, dronk, stond op en ging weg. Zo verachtte Ezau het eerstgeboorterecht.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.