1Dit nu zijn de namen van de zonen van Israël, waren zeventig zielen; Jozef was echter al in Egypte.
6 dan moet u, als het een zoon is, hem doden, maar als het een dochter is, mag zij blijven leven.
17De vroedvrouwen vreesden echter God en deden niet wat de koning van Egypte tot hen gesproken had, maar lieten de jongetjes in leven.
18Toen riep de koning van Egypte de vroedvrouwen bij zich en zei tegen hen: Waarom hebt u dit gedaan, dat u de jongetjes in leven laat?
19De vroedvrouwen zeiden tegen de farao: Omdat de Hebreeuwse vrouwen niet zijn zoals de Egyptische vrouwen, want zij zijn sterk. Zij hebben al gebaard, voordat er een vroedvrouw bij hen is aangekomen.
20Daarom deed God aan de vroedvrouwen goed, en het volk werd talrijk en zeer machtig.
21En het gebeurde, omdat de vroedvrouwen God vreesden, dat Hij aan hen nakomelingen schonk.
22 Hand. 7:19 Toen gebood de farao heel zijn volk: Al de zonen die geboren worden, moet u in de Nijl werpen, maar al de dochters mag u in leven laten.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.