Psalm 69 - Dutch Revised Bible 2010-2017(HSVU)

Gebed om redding

1 Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De lelies’.

2Verlos mij, o God,

want het water is tot aan de ziel gekomen.

3Ik ben gezonken in bodemloze modder,

waarin men niet kan staan;

ik ben gekomen in de waterdiepten

en de vloed overspoelt mij.

4Ik ben moe van mijn roepen,

mijn keel is ontstoken;

mijn ogen zijn bezweken,

omdat ik steeds hoop op mijn God.

5Wie mij zonder reden haten,

zijn talrijker dan de haren van mijn hoofd;

wie mij willen ombrengen en om valse redenen mijn vijand zijn,

zijn machtig geworden;

wat ik niet geroofd heb, moet ik toch teruggeven.

6O God, Ú weet van mijn dwaasheid,

mijn schulden zijn voor U niet verborgen.

7Laat door mij niet beschaamd worden

wie U verwachten, Heere, HEERE van de legermachten;

laat door mij niet te schande worden

wie U zoeken, o God van Israël.

8Want ter wille van U draag ik smaad,

schande heeft mijn gezicht bedekt.

9Een vreemde ben ik geworden voor mijn broeders,

een onbekende voor de kinderen van mijn moeder.

10

zie mij aan naar Uw grote barmhartigheid.

18Verberg Uw aangezicht niet voor Uw dienaar,

want de angst benauwt mij; verhoor mij spoedig.

19Nader tot mijn ziel, bevrijd haar;

verlos mij omwille van mijn vijanden.

20Ú kent mijn smaad en mijn schaamte en mijn schande;

allen die mij benauwen, zijn U bekend.

21Smaad heeft mijn hart gebroken en ik ben zeer zwak;

ik heb gewacht op medeleven, maar het is er niet,

op troosters, maar ik heb ze niet gevonden.

22Ja,

24Laat hun Jes. 6:9; 29:10; 44:18; Rom. 11:10ogen verduisterd worden, zodat zij niet zien;

doe hun heupen voortdurend wankelen.

25Stort over hen Uw gramschap uit,

laat Uw brandende toorn hen treffen.

26 Hand. 1:20 Laat hun tentenkamp verwoest worden,

in hun tenten geen bewoner zijn.

27Want wie Ú geslagen hebt, vervolgen zij,

en zij spreken spottend over de smart van wie U verwondde.

28Voeg misdaad bij hun misdaad,

laat hen niet komen tot Uw gerechtigheid.

29Laat hen uitgewist worden uit het boek des levens,

laat hen bij de rechtvaardigen niet opgeschreven worden.

30Ik echter ben ellendig en lijd pijn;

laat Uw heil, o God, mij in een veilige vesting zetten.

31Ik zal Gods Naam loven met gezang

en Hem met dankzegging groot maken.

32Het zal de HEERE aangenamer zijn dan een rund

of een jonge stier met hoornen en gespleten hoeven.

33 Als de zachtmoedigen dit zien, zullen zij zich verblijden;

u die God zoekt, uw hart zal leven.

34Want de HEERE hoort de armen,

Hij veracht Zijn gevangenen niet.

35Laten hemel en aarde Hem loven,

de zeeën en al wat daarin krioelt.

36Want God zal Sion verlossen

en de steden van Juda herbouwen;

daar zullen zij wonen en het bezitten.

37Het nageslacht van Zijn dienaren zal het in erfelijk bezit krijgen;

wie Zijn Naam liefhebben, zullen daarin wonen.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help