1Toen Salomo geëindigd had dit gebed te bidden, kwam het vuur uit de hemel neer en verteerde het brandoffer en de slachtoffers, over het goede dat de HEERE aan David, aan Salomo en aan Zijn volk Israël, had gedaan.
11
19Maar als u allen zich ooit van achter Mij afkeren zult, en Mijn verordeningen en Mijn geboden, die Ik u voorgehouden heb, verlaat, en andere goden gaat dienen en zich voor hen neerbuigt,
20dan zal Ik hen wegrukken uit Mijn land, dat Ik hun gegeven heb, en zal Ik dit huis, dat Ik voor Mijn Naam geheiligd heb, van voor Mijn aangezicht wegwerpen, en zal het onder alle volken tot een spreekwoord en een voorwerp van spot maken.
21En dit huis, dat het allerhoogste was, daarover zal ieder die er voorbijgaat, zich ontzetten en zeggen: Waarom heeft de HEERE zo gedaan met dit land en met dit huis?
22Dan zal men zeggen: Omdat zij de HEERE, de God van hun vaderen, hebben verlaten, Die hen uit het land Egypte had geleid. Zij klampten zich vast aan andere goden en gingen zich voor hen neerbuigen en hen dienen. Daarom heeft Hij al dit kwaad over hen gebracht.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.