1Toen nu dit alles beëindigd was, vertrokken alle Israëlieten die zich daar bevonden, naar de steden van Juda. Zij de wet van de HEERE.
5Toen dat woord zich verspreidde, brachten de Israëlieten veel eerstelingen van koren, nieuwe wijn, olie, honing en van heel de opbrengst van het veld, en zij brachten de tienden van alles in overvloed.
6En de Israëlieten en Judeeërs die in de steden van Juda woonden, ook zij brachten tienden van de runderen en het kleinvee, en tienden van de geheiligde gaven, die aan de HEERE, hun God, geheiligd waren; zij maakten er vele stapels van.
7In de derde maand begonnen zij die stapels aan te leggen, en in de zevende maand waren zij klaar.
8Toen Hizkia en de leiders kwamen en die stapels zagen, loofden zij de HEERE en zegenden Zijn volk Israël;
9en Hizkia vroeg de priesters en de Levieten naar die stapels.
10Azaria, de hoofdpriester, van het huis van Zadok, sprak daarop tot hem en zei: Sinds er begonnen is dit hefoffer naar het huis van de HEERE te brengen, is er tot verzadiging toe te eten geweest, ja, wij hebben overvloedig overgehouden, want de HEERE heeft Zijn volk zo gezegend dat deze overvloed overbleef.
11Toen zei Hizkia dat men voorraadkamers in het huis van de HEERE gereed moest maken. En zij maakten die gereed,
12 en brachten daarin trouw het hefoffer, de tienden en de geheiligde gaven. Daarover ging Chonanja, de Leviet, een leider, en als tweede zijn broer Simeï.
13En Jehiël, Azazja, Nahath, Asahel, Jerimoth, Jozabad, Eliël, Jismachja, Mahath en Benaja waren opzichters onder leiding van Chonanja en Simeï, zijn broer, op bevel van koning Hizkia en Azaria, de leider van het huis van God.
14En Kore, de zoon van Jimna, de Leviet, de poortwachter aan de Oostpoort, ging over de vrijwillige gaven voor God, om het hefoffer voor de HEERE en de allerheiligste gaven uit te delen.
15 in het huis van de HEERE kwamen om het dienstwerk overeenkomstig hun taken en hun afdelingen te vervullen.
17De priesters stonden in het geslachtsregister ingeschreven overeenkomstig hun familie, maar de Levieten voor de heilige dingen geheiligd.
19Ook waren er mannen onder de nakomelingen van Aäron, de priesters, op de velden van de weidegrond van hun steden, in elke stad, die met hun namen aangewezen waren om aan al wie mannelijk was onder de priesters, en aan allen die in het geslachtsregister onder de Levieten ingeschreven waren, hun deel te geven.
20Zo deed Hizkia in heel Juda. En hij deed wat goed, juist en trouw was voor het aangezicht van de HEERE, zijn God.
21In al zijn werk dat hij begon in de dienst van het huis van God, in de wet en in het gebod om zijn God te zoeken, handelde hij met heel zijn hart, en hij was voorspoedig.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.