1En te behouden of te doden? En zij zwegen.
5En nadat Hij hen rondom toornig aangekeken had, tegelijk bedroefd over de verharding van hun hart, zei Hij tegen de man: Steek uw hand uit. En hij stak hem uit,
27 Matt. 12:29 Niemand kan het huis van een sterke binnengaan en zijn huisraad roven, Kol. 2:15als hij niet eerst de sterke bindt; en dan kan hij zijn huis leegroven.
28Voorwaar, Ik zeg u 1 Sam. 2:25; Matt. 12:31; Luk. 12:10; 1 Joh. 5:16dat alle zonden de mensenkinderen vergeven zullen worden, en de lasteringen die zij ook maar uitgesproken zullen hebben;
29 1 Joh. 5:16 maar wie gelasterd zal hebben tegen de Heilige Geest, die heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar is schuldig en verdient het eeuwige oordeel.
30Want zij zeiden: Hij heeft een onreine geest.
31 Matt. 12:46; Luk. 8:19 Nu kwamen dan Zijn broers en Zijn moeder; en terwijl zij buiten stonden, stuurden zij iemand naar Hem toe om Hem te roepen.
32En de menigte zat om Hem heen; en ze zeiden tegen Hem: Zie, Uw moeder en Uw broers daarbuiten zoeken U.
33En Hij antwoordde hun en zei: Wie is Mijn moeder, of wie zijn Mijn broers?
34En terwijl Hij rondom Zich keek naar hen die om Hem heen zaten, zei Hij: Zie, Mijn moeder en Mijn broeders;
35 Joh. 15:14; 2 Kor. 5:16,17 want wie de wil van God doet, die is Mijn broeder en Mijn zuster en Mijn moeder.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.