1 tot hem gesproken had.
41Maar de volgende dag morde heel de gemeenschap van de Israëlieten tegen Mozes en tegen Aäron: Ú hebt het volk van de HEERE gedood!
42En het gebeurde, toen de gemeenschap tegen Mozes en tegen Aäron bijeenkwam, en men zich naar de tent van ontmoeting keerde, dat zie, de wolk deze bedekte en de heerlijkheid van de HEERE verscheen.
43Mozes en Aäron kwamen tot voor de tent van ontmoeting.
44En de HEERE sprak tot Mozes:
45Trek u terug uit het midden van deze gemeenschap, en Ik zal hen vernietigen, in een ogenblik! Toen wierpen zij zich met hun gezicht ter aarde.
46En Mozes zei tegen Aäron: Neem de vuurschaal en doe er vuur in van het altaar, en leg er reukwerk op, en ga onmiddellijk naar de gemeenschap en doe verzoening voor hen, want grote toorn is uitgegaan van voor het aangezicht van de HEERE; de plaag is al begonnen.
47Aäron nam de vuurschaal, zoals Mozes had gesproken, en liep snel naar het midden van de gemeente, en zie, de plaag was onder het volk begonnen. En hij legde er reukwerk in en deed verzoening voor het volk.
48Hij bleef tussen de doden en de levenden in staan, en de plaag werd tot stilstand gebracht.
49Het waren er veertienduizend zevenhonderd, die aan die plaag gestorven zijn, naast hen die gestorven waren om de zaak van Korach.
50Aäron keerde terug naar Mozes bij de ingang van de tent van ontmoeting, en de plaag werd tot stilstand gebracht.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.