Jeremia 32 - Dutch Revised Bible 2010-2017(HSVU)

Jeremia koopt een akker

1Het woord dat van de HEERE tot Jeremia gekomen is in het tiende regeringsjaar van Zedekia, de koning van Juda. Dit jaar was het achttiende jaar van Nebukadrezar.

2Het leger van de koning van Babel hield toen Jeruzalem belegerd, en de profeet Jeremia zat opgesloten op het binnenplein van de wacht dat bij het huis van de koning van Juda ligt,

3waar Zedekia, de koning van Juda, hem had opgesloten en had gezegd: Waarom profeteert u: Zo zegt de HEERE: Zie, Ik ga deze stad in de hand van de koning van Babel geven en hij zal haar innemen,

4en Zedekia, de koning van Juda, zal aan de hand van de Chaldeeën niet ontkomen, want en oog in oog met hem staan.

5Hij zal Zedekia naar Babel doen gaan. Daar zal hij blijven, totdat Ik naar hem zal omzien, spreekt de HEERE. Wanneer u tegen de Chaldeeën strijdt, zult u niet voorspoedig zijn.

6Jeremia zei: Het woord van de HEERE kwam tot mij:

7Zie, Hanameël, de zoon van uw oom Sallum zal naar u toe komen en zeggen: Koop voor uzelf mijn akker die in Anathoth is, want u hebt het recht van lossing om hem te kopen.

8Hanameël, de zoon van mijn oom, kwam, overeenkomstig het woord van de HEERE, naar mij toe op het binnenplein van de wacht. Hij zei tegen mij: Koop toch mijn akker die in Anathoth is, dat in het land van Benjamin is, want u hebt het recht van bezit en u hebt het recht van lossing. Koop hem voor uzelf! Toen wist ik dat dit het woord van de HEERE was.

9Dus kocht ik van Hanameël, de zoon van mijn oom, de akker die in Anathoth is. Ik woog voor hem het geld af, zeventien sikkel zilver.

10Ik ondertekende de koopbrief en verzegelde die, en liet door getuigen bevestigen dat ik het geld op een weegschaal had afgewogen.

11Ik nam de koopbrief, die volgens het gebod en de verordeningen verzegeld was, en de opengelaten brief,

12en gaf de koopbrief aan Baruch, de zoon van Neria, de zoon van Machseja, voor de ogen van Hanameël, de zoon van mijn oom, voor de ogen van de getuigen die de koopbrief hadden ondertekend, en voor de ogen van alle Judeeërs die op het binnenplein van de wacht zaten.

13Ik gaf Baruch voor hun ogen deze opdracht en zei:

14Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Neem deze brieven, deze koopbrief – de verzegelde en deze opengelaten brief – en doe ze in een aarden pot, zodat ze vele dagen in goede staat blijven.

15Want zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Er zullen weer huizen en akkers en wijngaarden gekocht worden in dit land.

Gebed van Jeremia

16Ik bad tot de HEERE, nadat ik de koopbrief aan Baruch, de zoon van Neria, had gegeven:

17Ach, Heere HEERE! Zie, Ú hebt de hemel en de aarde gemaakt door Uw grote kracht en door Uw uitgestrekte arm. Niets is voor U te wonderlijk.

18 onderwees. Zij luisterden echter niet en aanvaardden de vermaningen niet.

34Zij zetten hun afschuwelijke afgoden in het huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen, om dat te verontreinigen.

35Zij bouwden de offerhoogten Jer. 19:5van de Baäl, die in het dal Ben-Hinnom zijn, om hun zonen en hun dochters voor de Molech door het vuur te laten gaan, wat Ik hun niet geboden had. En in Mijn hart was het niet opgekomen dat zij deze gruweldaad zouden doen, zodat ze Juda zouden doen zondigen.

36Welnu, daarom, zo zegt de HEERE, de God van Israël, van deze stad, waar u van zegt: Zij is door het zwaard, door de honger en door de pest in de hand van de koning van Babel gegeven:

37Zie, Ik ga hen Jer. 23:3; 29:14; 31:10bijeenbrengen uit al de landen waarheen Ik hen in Mijn toorn, in Mijn grimmigheid en in grote verbolgenheid verdreven zal hebben, en Ik zal hen terugbrengen naar deze plaats en hen onbezorgd doen wonen.

38 Jer. 24:7; 30:22; 31:1,33 Zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ík zal hun tot een God zijn.

39Ik zal hun één hart en één weg geven om Mij te vrezen, alle dagen, hun ten goede, en hun kinderen na hen.

40Ik zal een eeuwig verbond met hen sluiten, dat Ik Mij van achter hen niet zal afwenden, opdat Ik hun goeddoe. En Ik zal Mijn vreze in hun hart geven, zodat zij niet van Mij afwijken.

41Ik zal Mij over hen verblijden en hun goeddoen. En Ik zal hen in getrouwheid in dit land Jer. 24:6; Amos 9:15planten, met heel Mijn hart en met heel Mijn ziel.

42Want zo zegt de HEERE: Zoals Ik al dit grote onheil over dit volk gebracht heb, zo zal Ik ook al het goede over hen brengen dat Ik over hen uitspreek.

43Er zullen akkers gekocht worden in dit land, waarvan u zegt: Het is een woestenij, zodat er geen mens en geen dier meer is; het is in de hand van de Chaldeeën gegeven.

44Men zal akkers kopen voor geld, de koopbrieven ondertekenen en verzegelen, en die door getuigen laten bevestigen in het land van Benjamin, in de omstreken van Jeruzalem, in de steden van Juda, in de steden van het Bergland, in de steden van het Laagland, en in de steden van het Zuiderland. Ik zal namelijk een omkeer brengen in hun gevangenschap, spreekt de HEERE.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help