1Toen de dagen van David naderbij kwamen dat hij zou sterven, gebood hij zijn zoon Salomo:
2Ik ga de weg van heel de aarde. Wees dan sterk en wees een man.
3Vervul je taak ten behoeve van de HEERE, je God, door in Zijn wegen te gaan, en door Zijn verordeningen, Zijn geboden, Zijn bepalingen en Zijn getuigenissen in acht te nemen,
5En ook jíj weet wat Joab, de zoon van Zeruja, mij aangedaan heeft, en wat hij met de twee legerbevelhebbers van Israël gedaan heeft, met nu dat David over Israël geregeerd heeft, is veertig jaar. dat ik koning zou worden. Maar het koningschap nam een wending: het is aan mijn broer gekomen,
37Want het zal gebeuren, op de dag dat u de stad uitgaat en de beek Kidron oversteekt, dat u zeker weten kunt dat u beslist zult sterven. Uw bloed zal op uw hoofd rusten.
38Simeï zei tegen de koning: Dit woord is goed. Zoals mijn heer de koning gesproken heeft, zo zal uw dienaar doen. En Simeï woonde vele dagen in Jeruzalem.
39Maar na verloop van drie jaar gebeurde het dat twee slaven van Simeï wegliepen, naar Achis, de zoon van Maächa, de koning van Gath. En men vertelde Simeï: Zie, uw slaven zijn in Gath.
40Toen stond Simeï op, zadelde zijn ezel en ging naar Gath, naar Achis, om zijn slaven te zoeken. Simeï ging op weg en bracht zijn slaven uit Gath terug.
41Aan Salomo werd bekendgemaakt dat Simeï uit Jeruzalem naar Gath gegaan en weer teruggekomen was.
42Toen stuurde de koning een bode en liet Simeï roepen en zei tegen hem: Heb ik u niet bij de HEERE laten zweren, u gewaarschuwd en gezegd: Op de dag dat u de stad uitgaat, waar dan ook heen, kunt u zeker weten dat u beslist zult sterven? En u zei tegen mij: Het woord dat ik gehoord heb, is goed.
43Waarom hebt u uw eed bij de HEERE, en het gebod dat ik u heb opgelegd, dan niet in acht genomen?
44Verder zei de koning tegen Simeï: 2 Sam. 16:5,6,7Ú weet al het kwaad – waar uw hart weet van heeft – dat u mijn vader David aangedaan hebt. Daarom heeft de HEERE uw kwaad op uw hoofd doen terugkeren.
45Maar koning Salomo is gezegend, en de troon van David zal voor het aangezicht van de HEERE voor eeuwig zeker zijn.
46En de koning gaf Benaja, de zoon van Jojada, bevel en hij ging naar buiten en stak hem neer, zodat hij stierf. 2 Kron. 1:1Zo werd het koningschap in de hand van Salomo bevestigd.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.