Genesis 17 - Dutch Revised Bible 2010-2017(HSVU)

Naamsverandering van Abram en Sarai

1Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de HEERE aan Abram en zei tegen hem: Ik ben God, de Almachtige! want Ik zal u vader van een menigte van volken maken.

6Ik zal u uitermate vruchtbaar maken: Ik zal u tot volken maken en heel het land Kanaän, als eeuwig bezit geven. Ik zal hun tot een God zijn.

Instelling van de besnijdenis

9Verder zei God tegen Abraham: En wat u betreft, u moet Mijn verbond in acht nemen, u en uw nageslacht na u, al hun generaties door.

10Dit is Mijn verbond dat u moet houden tussen Mij en u en uw nageslacht na u: al wie mannelijk is bij u moet besneden worden.

11U moet het vlees van uw voorhuid laten besnijden en niet meer Sarai noemen, maar haar naam zal Sara zijn.

16Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit háár een zoon geven; ja, Ik zal haar zo zegenen dat zij tot volken zal worden; er zullen koningen van volken uit haar voortkomen.

17Toen wierp Abraham zich met zijn gezicht ter aarde en lachte. Hij zei in zijn hart: Zal bij een honderdjarige een kind geboren worden en zal Sara, die negentig jaar is, baren?

18En Abraham zei tegen God: Och, zou Ismaël voor Uw aangezicht mogen leven!

19God zei: Integendeel, Gen. 18:10; 21:2uw vrouw Sara zal u een zoon baren en u moet hem de naam Izak geven. Ik zal Mijn verbond met hem maken, tot een eeuwig verbond voor zijn nageslacht na hem.

20Wat Ismaël betreft, heb Ik u verhoord. Zie, Gen. 16:10; 25:12,16Ik heb hem gezegend en zal hem vruchtbaar maken en hem uitermate talrijk maken: twaalf vorsten zal hij verwekken en Ik zal hem tot een groot volk maken.

21Mijn verbond echter zal Ik met Izak maken, de zoon die Sara u volgend jaar Gen. 21:2op deze vastgestelde tijd zal baren.

22Toen Hij geëindigd had met hem te spreken, voer God van Abraham op.

Besnijdenis van het huis van Abraham

23Toen nam Abraham zijn zoon Ismaël, allen die in zijn huis geboren waren en allen die hij met zijn geld gekocht had, al wie mannelijk was onder de leden van het huis van Abraham, en hij besneed het vlees van hun voorhuid op diezelfde dag, zoals God tot hem gesproken had.

24Abraham was negenennegentig jaar toen het vlees van zijn voorhuid bij hem besneden werd,

25en Ismaël, zijn zoon, was dertien jaar toen het vlees van zijn voorhuid bij hem besneden werd.

26Op diezelfde dag werd Abraham besneden, en ook Ismaël, zijn zoon.

27Ook werden alle mannen van zijn huis gelijk met hem besneden, zowel zij die in zijn huis geboren waren als zij die voor geld van vreemdelingen gekocht waren.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help