Jeremia 51 - Dutch Revised Bible 2010-2017(HSVU)

De eeuwige ondergang van Babel

1Zo zegt de HEERE:

Zie, Ik ga een

2Ik zal op Babel

roep tegen haar op de koninkrijken

van Ararat, Minni en Askenaz.

Stel tegen haar een legeroverste aan,

laat paarden oprukken als ruige treksprinkhanen.

28Zet de heidenvolken tegen haar in,

de koningen van Medië, zijn landvoogden

en al zijn machthebbers,

ja, heel het land van zijn heerschappij.

29Dan zal het land beven en pijn lijden,

want de gedachten van de HEERE tegen Babel staan vast,

om van het land van Babel een woestenij te maken,

zodat er geen inwoner meer is.

30De helden van Babel houden op met strijden,

zij blijven in de bergvestingen zitten.

Hun macht is opgedroogd, zij zijn als aangedaan, komen op Babel,

moet de inwoonster van Sion zeggen.

Laat mijn bloed komen op de inwoners van Chaldea,

moet Jeruzalem zeggen.

36Daarom, zo zegt de HEERE:

Zie, Ik ga uw rechtszaak voeren

en Ik zal zeker wraak voor u nemen.

Ik zal zijn vanuit het land van de Chaldeeën.

55Want de HEERE is Babel aan het verwoesten

en Hij zal het grote geluid eruit doen vergaan;

want hun golven zullen bruisen als machtige wateren,

hun gebruis zal klinken.

56Want de verwoester zal erover komen, over Babel,

en zijn helden zullen gevangen worden genomen,

hun bogen zijn verbroken,

want de HEERE is een God van vergeldingen,

Hij zal het hem zeker vergelden.

57Ik zal zijn vorsten, zijn wijzen, zijn landvoogden, zijn machthebbers en zijn helden dronken maken, en zij zullen een eeuwige slaap slapen en niet ontwaken, spreekt de Koning, van Wie de Naam HEERE van de legermachten is.

58Zo zegt de HEERE van de legermachten:

De brede muur van Babel

zal zeker geslecht worden,

en zijn hoge poorten

zullen met vuur aangestoken worden.

Zo hebben de volken zich voor niets moe gemaakt,

de natiën voor vuur – en zij zijn afgemat.

59Het woord dat de profeet Jeremia als opdracht gaf aan Seraja, de zoon van Neria, de zoon van Machseja, toen deze vanwege Zedekia, de koning van Juda, naar Babel ging, in het vierde jaar van zijn regering. Seraja nu was kwartiermeester.

60En Jeremia schreef al het onheil dat over Babel zou komen op een boekrol, al deze woorden die geschreven zijn tegen Babel.

61En Jeremia zei tegen Seraja: Zodra u in Babel komt, zult u het bezien en al deze woorden voorlezen,

62en zeggen: HEERE, U hebt Zelf over deze plaats gesproken dat U hem zult uitroeien, zodat er geen inwoner meer in is, van mens tot dier, maar dat hij zal worden tot eeuwige woestenijen.

63Dan zal het gebeuren, zodra u het voorlezen van deze boekrol beëindigt, dat u daaraan een steen zult binden en hem midden in de Eufraat zult werpen.

64Dan moet u zeggen: Zo zal Babel wegzinken en niet meer boven komen, vanwege het onheil dat Ik erover zal brengen. En zij zullen afgemat zijn.

Tot zover de woorden van Jeremia.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help