Ezechiël 40 - Dutch Revised Bible 2010-2017(HSVU)

Het visioen van de nieuwe tempel

1In het vijfentwintigste jaar van onze ballingschap, aan het begin van het jaar, op de tiende van de maand, in het veertiende jaar nadat de stad was ervan was gericht naar de buitenste voorhof. Er waren ook dadelpalmen op de muurposten ervan aan de ene kant en aan de andere kant. Er waren acht treden naar boven.

38Er was een kamer met een ingang bij de muurposten van de poorten. Daar zou men het brandoffer afspoelen.

39In de voorhal van de poort waren twee tafels aan de ene kant en twee tafels aan de andere kant, om het brandoffer, het zondoffer en het schuldoffer daarop te slachten.

40Er waren twee tafels vanbuiten aan de zijkant voor wie omhoogging naar de ingang van de noorderpoort. Aan de andere zijde die bij de voorhal van de poort hoorde, waren ook twee tafels.

41 Zo waren er vier tafels aan de ene kant en vier tafels aan de andere kant aan de zijde van de poort: acht tafels waarop men zou slachten.

42Er waren vier tafels voor het brandoffer, van gehouwen stenen, anderhalve el lang, anderhalve el breed en één el hoog. Daarop zou men dan het gerei leggen waarmee men het brandoffer en het slachtoffer slachten zou.

43Geheel rondom in het huis waren haken van één handbreedte bevestigd, en op de tafels zou het vlees van de offergave komen.

44Aan de buitenzijde van de binnenpoort waren de kamers van de zangers, in de binnenste voorhof, dat aan de kant van de noorderpoort was. De voorkant ervan was in de richting van het zuiden. Eén was er aan de kant van de oostpoort, die naar het noorden gericht was.

45Hij sprak tot mij: Deze kamer, waarvan de voorkant op het zuiden uitziet, is bestemd voor de priesters die hun taak ten behoeve van het huis vervullen.

46De kamer waarvan de voorkant op het noorden uitziet, is voor de priesters bestemd die hun taak ten behoeve van het altaar vervullen. Dat zijn de zonen van Zadok, die uit de Levieten tot de HEERE mogen naderen om Hem te dienen.

47Toen mat Hij de voorhof: honderd el lang en honderd el breed, een vierkant. Het altaar was vóór het huis.

48Vervolgens bracht Hij mij naar de voorhal van het huis en Hij mat een muurpost van de voorhal: vijf el aan de ene kant en vijf el aan de andere kant, en de breedte van de poort was drie el aan de ene kant en drie el aan de andere kant.

49De voorhal was twintig el lang en elf el breed, met de treden waarover men omhoogging. Er waren pilaren bij de muurposten, één aan de ene kant en één aan de andere kant.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help