1Toen zei Salomo: De HEERE heeft gezegd in een donkere wolk te zullen wonen.
2Ík heb immers een huis gebouwd als woning voor U, een vaste woonplaats voor U, in alle eeuwigheid.
3 zal voortkomen, die zal voor Mijn Naam dat huis bouwen.
10Zo heeft de HEERE Zijn woord dat Hij gesproken had, gestand gedaan, want ik ben in de plaats van mijn vader David opgestaan, en ik heb op de troon van Israël plaatsgenomen, zoals de HEERE gesproken heeft, en ik heb voor de Naam van de HEERE, de God van Israël, dit huis gebouwd.
11Ik heb daar de ark gezet, waarin het verbond van de HEERE ligt dat Hij met de Israëlieten sloot.
Het gebed van Salomo12Toen ging Salomo voor het altaar van de HEERE staan, tegenover heel de gemeente van Israël, en hij spreidde zijn handen uit.
13Salomo had namelijk een koperen podium gemaakt, en had het in het midden van de voorhof neergezet; zijn lengte was vijf el, zijn breedte vijf el, en zijn hoogte drie el. Hij ging daarop staan, en knielde op zijn knieën neer tegenover heel de gemeente van Israël, en hij spreidde zijn handen uit naar de hemel,
14en zei: HEERE, God van Israël, er is die op de troon van Israël zal zitten, tenminste, wanneer uw zonen op hun weg letten door in Mijn wet te wandelen, zoals u voor Mijn aangezicht gewandeld hebt.
17Nu dan, HEERE, God van Israël, laat toch Uw woord, dat U tot Uw dienaar, tot David, sprak, bewaarheid worden.
18Maar zou God werkelijk bij de mensen op de aarde wonen? kan U niet bevatten, hoeveel te min dit huis dat ik gebouwd heb!
19Schenk dan aandacht aan het gebed van Uw dienaar en aan zijn smeekbede, HEERE, mijn God, door te luisteren naar het roepen en naar het gebed dat Uw dienaar voor Uw aangezicht bidt.
20Laten Uw ogen open zijn, dag en nacht, over dit huis, over deze plaats, waarvan U hebt gezegd dat U daar Uw Naam zou vestigen, om te luisteren naar het gebed dat Uw dienaar op deze plaats zal bidden.
21Luister dan naar de smeekbeden van Uw dienaar en Uw volk Israël, die zij op deze plaats zullen bidden. En U, luister vanuit Uw woonplaats, uit de hemel, ja luister, en vergeef.
22 als er welke plaag of welke ziekte dan ook komt,
29 van Uw gezalfde niet af. Denk aan Uw blijken van goedertierenheid aan David, Uw dienaar.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.