1Dit zijn de bepalingen die u hun moet voorhouden.
2Wanneer u gekomen is, moet hij alleen vertrekken, en als hij getrouwd is, mag zijn vrouw met hem vertrekken.
4Als zijn meester hem een vrouw gegeven heeft en zij zonen of dochters bij hem gebaard heeft, dan zal de vrouw met haar kinderen aan haar meester blijven toebehoren en moet hijzelf alleen vertrekken.
5 brengen. Hij moet hem bij de deur of de deurpost brengen. Zijn meester moet dan met een priem zijn oor doorboren. Zo zal hij hem voor eeuwig dienen.
7Wanneer iemand zijn dochter als slavin verkoopt, dan mag zij niet vertrekken zoals de slaven vertrekken.
8Als zij slecht bevalt in de ogen van haar meester, die haar voor zichzelf bestemd had, moet hij haar laten vrijkopen. Hij heeft niet het recht haar aan een vreemd volk te verkopen, omdat hij haar ontrouw geworden is.
9Maar als hij haar voor zijn zoon bestemt, moet hij haar behandelen volgens de bepaling voor de dochters.
10Als hij voor zichzelf nog een andere vrouw neemt, mag hij haar niet tekortdoen wat betreft voedsel, kleding en huwelijksgemeenschap.
11Als hij deze drie dingen niet voor haar doet, mag zij vertrekken, voor niets, zonder losgeld.
Wetten inzake doodslag12 maar er geen dodelijk letsel is, dan moet de schuldige zeker een boete betalen, zo groot als de echtgenoot van de vrouw hem oplegt. Hij moet die betalen via de rechters.
23Maar als er wel dodelijk letsel is, moet u geven leven voor leven,
24 stotig was en zijn eigenaar daarvoor gewaarschuwd was, maar hij het niet bewaakte, en als het dan een man of een vrouw doodt, moet dat rund gestenigd worden, maar ook zijn eigenaar moet ter dood gebracht worden.
30Als hem een afkoopsom wordt opgelegd, moet hij als losprijs voor zijn leven alles geven wat hem wordt opgelegd.
31Stoot het dier een zoon of stoot het een dochter, dan moet tegen het dier volgens deze bepaling gehandeld worden.
32Als het rund een slaaf of slavin stoot, moet de eigenaar aan zijn meester dertig sikkel zilver geven, en het rund moet gestenigd worden.
33Wanneer iemand een put openlaat of wanneer iemand een put graaft en die niet afdekt, en een rund of ezel valt daarin,
34dan moet de eigenaar van de put daarvoor vergoeding geven. Hij moet aan de eigenaar van het dier geld teruggeven, maar het dode dier zal voor hem zijn.
35Wanneer iemands rund het rund van zijn naaste zó treft dat het sterft, moet men het levende rund verkopen en de opbrengst daarvan samen delen, en het dode dier moet men ook samen delen.
36Maar als het bekend was dat het rund al eerder stotig was, en zijn eigenaar het niet bewaakte, moet hij het dier volledig vergoeden, een rund voor een rund. Het dode dier zal echter voor hem zijn.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.