1Een gouden kleinood van David, voor de koorleider, op ‘Duif op verre eiken’;
8Zouden zij bij zoveel onrecht vrijuit gaan?
Stort de volken neer in toorn, o God!
9Ú hebt mijn omzwervingen geteld;
doe mijn tranen in Uw kruik.
Staan zij niet in Uw register?
10Dan zullen mijn vijanden terugdeinzen,
op de dag dat ik roep.
Dit weet ik: dat God met mij is.
11In God prijs ik het woord,
in de HEERE prijs ik het woord.
12Ik vertrouw op God, ik vrees niet;
Ps. 118:6 wat zou de mens mij kunnen doen?
13O God, op mij rusten geloften, aan U gedaan;
ik zal ze aan U met dankzegging nakomen.
14Want U hebt mijn ziel gered van de dood
– hebt U niet mijn voeten voor struikelen behoed? –
zodat ik voor Gods aangezicht zal wandelen
in het licht van de levenden.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.