1Jezus echter ging naar de Olijfberg.
2En 's morgens vroeg kwam Hij opnieuw in de tempel en al het volk kwam naar Hem toe; en Hij ging zitten en onderwees hen.
3En de schriftgeleerden en de Farizeeën brachten een vrouw bij Hem die op overspel betrapt was.
4En toen ze haar in het midden hadden doen staan, zeiden zij tegen Hem: Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt bij het plegen van overspel.
5 Omdat u Mijn woord niet kunt horen.
44 1 Joh. 3:8 U bent uit uw vader de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen; Gen. 3:1; 2 Kor. 11:3; 1 Joh. 3:8die was een mensenmoordenaar van het begin af, en Judas vs. 6staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij vanuit wat van hemzelf is, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen.
45Maar Mij, omdat Ik de waarheid spreek, Mij gelooft u niet.
46Wie van u overtuigt Mij van zonde? En als Ik de waarheid spreek, waarom gelooft u Mij niet?
47 Joh. 6:37; 10:26,27; 1 Joh. 4:6 Wie uit God is, hoort de woorden van God; daarom hoort u niet, omdat u niet uit God bent.
48De Joden dan antwoordden en zeiden tegen Hem: Zeggen wij niet terecht dat U een Samaritaan bent Joh. 7:20; 10:20en door een demon bezeten bent?
49Jezus antwoordde: Ik ben niet door een demon bezeten, Joh. 7:18maar Ik eer Mijn Vader, en u onteert Mij.
50Maar Ik zoek Mijn eer niet; Eén is er Die haar zoekt en Die oordeelt.
51Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Joh. 5:24; 11:25Als iemand Mijn woord in acht genomen heeft, zal hij beslist de dood niet zien tot in eeuwigheid.
52De Joden dan zeiden tegen Hem: Nu weten wij zeker dat U door een demon bezeten bent. Abraham is gestorven en de profeten, en zegt U: Als iemand Mijn woord in acht genomen heeft, zal hij beslist de dood niet proeven tot in eeuwigheid?
53U bent toch niet meer dan onze vader Abraham, Hebr. 11:13die ook gestorven is? Ook de profeten zijn gestorven. Voor wie geeft U Zichzelf uit?
54Jezus antwoordde: Als Ik Mijzelf eer, betekent Mijn eer niets; Mijn Vader is het Die Mij eert, van Wie u zegt dat Hij uw God is.
55En u kent Hem niet, maar Ik ken Hem; en als Ik zeg dat Ik Hem niet ken, ben Ik, net als u, een leugenaar. Maar Ik ken Hem en neem Zijn woord in acht.
56Abraham, uw vader, verheugde zich er sterk Gen. 17:17; Luk. 10:24; Hebr. 11:13op dat hij Mijn dag zou zien, en hij heeft die gezien en heeft zich verblijd.
57De Joden dan zeiden tegen Hem: U bent nog geen vijftig jaar en hebt U Abraham gezien?
58Jezus zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Vóór Abraham geboren was, ben Ik.
59 Luk. 4:29; Joh. 10:31,39; 11:8 Zij namen dan stenen op om ze op Hem te werpen. Maar Jezus verborg Zich en ging de tempel uit; Hij ging midden tussen hen door en zo ging Hij weg.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.