1Het woord van de HEERE kwam tot mij in het negende jaar in de tiende maand, op de tiende van de maand:
2Mensenkind, schrijf voor uzelf de naam van de dag op, juist deze zelfde dag: op deze zelfde dag heeft de koning van Babel het beleg voor Jeruzalem geslagen.
3Leg nu aan dat opstandige huis een gelijkenis voor, en zeg tegen hen: Zo zegt de Heere HEERE:
Zet de de lust van hun ogen, de verkwikking van hun ziel, hun zonen en hun dochters, van hen wegneem,
26dat op die dag iemand die ontkomen is, bij u zal komen om dat uw oren te laten horen?
27Op die dag zal uw mond met die van hem die ontkomen is, geopend worden, zodat u zult spreken en niet langer stom zijn. Zo zult u voor hen een wonderteken zijn. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.