1Och,
en mijn oog een bron van tranen,
ik zou dag en nacht wenen
over de gesneuvelden bij de dochter van mijn volk.
2Och, had ik in de woestijn maar een kamp voor reizigers!
Ik zou mijn volk verlaten, ik zou bij hen weggaan,
want zij zijn allen aan gegaan zijn en achter de Baäls aan, zoals hun vaderen hun dat geleerd hadden,
15daarom, zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Zie, Ik geef hun, dit volk,
26Egypte en Juda, Edom en de Ammonieten, Moab en allen die kaalgeschoren zijn aan hun slapen, die in de woestijn wonen. Want alle heidenvolken zijn onbesneden, maar heel het huis van Israël is Lev. 26:41; Rom. 2:28,29onbesneden van hart.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.