1Wee de opstandige kinderen,
spreekt de HEERE,
om een plan te maken,
maar niet van Mij uit;
om een verdrag te sluiten,
maar niet vanuit Mijn Geest;
het is om zonde op zonde
te hopen.
2Zij gaan om af te dalen naar Egypte
– maar naar wat Mijn mond spreekt, vragen zij niet –
om zichzelf in veiligheid te brengen bij de macht van de farao,
en om hun toevlucht te zoeken in de schaduw van Egypte.
3Maar de macht van de farao zal u tot schaamte zijn,
en de toevlucht in de schaduw van Egypte tot schande.
4Wanneer zijn vorsten in Zoan geweest zijn,
en zijn gezanten Chanes bereikt hebben,
5zullen allen beschaamd staan
om een volk
33Want de verbrandingsplaats is al eerder gereedgemaakt,
ook voor de koning is hij in gereedheid gebracht. Hij heeft hem diep gemaakt en wijd.
Voor zijn brandstapel is er vuur en hout in overvloed.
De adem van de HEERE zal hem aansteken als een zwavelstroom.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.