Exodus 9 - Dutch Revised Bible 2010-2017(HSVU)

Vijfde plaag: veepest

1Daarna zei de HEERE tegen Mozes: Ga naar de farao toe en spreek tot hem: Zo zegt de HEERE, de God van de Hebreeën: Laat Mijn volk gaan, zodat zij Mij kunnen dienen.

2Want als u weigert om hen te laten gaan en u hen nog langer vasthoudt,

3zie, dan zal de hand van de HEERE tegen uw vee zijn dat in het veld is, tegen de paarden, tegen de ezels, tegen de kamelen, tegen de runderen en tegen het kleinvee, met een zeer zware pest.

4En de HEERE zal onderscheid maken tussen het vee van Israël en het vee van Egypte, zodat er niets zal sterven van alles wat van de Israëlieten is.

5De HEERE bepaalde een vastgestelde tijd en zei: Morgen zal de HEERE deze zaak in het land doen.

6En de HEERE deed deze zaak de volgende dag. Al het vee van de Egyptenaren stierf, maar van het vee van de Israëlieten stierf niet één dier.

7De farao stuurde er dienaren heen, en zie, van het vee van Israël was zelfs niet één dier gestorven. Maar het hart van de farao bleef onvermurwbaar en hij liet het volk niet gaan.

Zesde plaag: zweren

8Toen zei de HEERE tegen Mozes en tegen Aäron: Neem voor uzelf uw handen vol as uit de oven, en laat Mozes die voor de ogen van de farao hemelwaarts uitstrooien.

9Dan zal het over heel het land Egypte worden tot stof en bij de mensen en de dieren in heel Egypte zweren veroorzaken, die als puisten openbreken.

10En zij namen as uit de oven, gingen voor de farao staan, en Mozes strooide die hemelwaarts uit. Toen ontstonden er bij de mensen en de dieren zweren, die als puisten openbraken,

11zodat de magiërs vanwege de zweren niet voor Mozes konden staan, want er waren zweren bij de magiërs en bij al de Egyptenaren.

12Maar de HEERE verhardde het hart van de farao, zodat hij naar hen niet luisterde, zoals de HEERE tot Mozes gesproken had.

Zevende plaag: hagel

13Toen zei de HEERE tegen Mozes: Sta morgen vroeg op, ga voor de farao staan en zeg tegen hem: Zo zegt de HEERE, de God van de Hebreeën: Laat Mijn volk gaan, zodat zij Mij kunnen dienen.

14Want deze keer zal Ik al Mijn plagen op uzelf, op uw dienaren en op uw volk afzenden, zodat u weet dat er op heel de aarde niemand is zoals Ik.

15Nu had Ik immers Mijn hand kunnen uitstrekken om u en uw volk met de pest te treffen, zodat u van de aarde uitgeroeid zou zijn.

16 gesproken had.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help