1Och, was U mij als een broer,
gezoogd aan de borsten van mijn moeder.
Als ik U op straat vond, zou ik U kussen.
Ook zouden ze mij niet verachten.
2Ik zou U meevoeren, ik zou U brengen
in het huis van mijn moeder,
U zou mij onderrichten.
Ik zou U laten drinken van kruidenwijn,
van het sap van mijn granaatappels.
3 als het graf.
Haar vonken zijn vurige vonken,
vlammen van de HEERE.
7Vele wateren kunnen
8Wij hebben een kleine zuster
die nog geen borsten heeft.
Wat zullen wij voor onze zuster doen
op de dag waarop men over haar zal spreken?
9Als zij een muur is,
zullen wij een zilveren bolwerk op haar bouwen.
Als zij een deur is,
zullen wij haar insluiten met een plank van cederhout.
zij:10Ik ben een muur
en mijn borsten zijn als torens.
Toen was ik in Zijn ogen
als iemand die vrede vindt.
11Salomo had een wijngaard te Baäl-Hamon.
Hij gaf deze wijngaard aan de bewakers.
Voor zijn vruchten bracht ieder
duizend zilverstukken.
Hij:12Mijn wijngaard – die van Mij – ligt voor Mijn aangezicht.
De duizend zilverstukken zijn voor u, Salomo,
en tweehonderd voor de bewakers van zijn vrucht.
13O, bewoonster van de tuinen,
metgezellen slaan acht op uw stem,
laat Mij die horen!
zij:14 Openb. 22:17,20 Kom haastig, mijn Liefste,
en wees als een gazelle
of als het jong van een hert
op de bergen met specerijen.
Who We AreWhat We EelieveWhat We Do
2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.