Hebreeën 2 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

Jezus Christus, onze barmhartige Hogepriester

1Daarom moeten wij des te meer letten op wat wij gehoord hebben, opdat wij niet afvallen.

2Want als een woord, dat door engelen gesproken werd, geldig was en ieder die het gehoord had, maar het overtrad, een rechtvaardige vergelding ontving,

3hoe zullen wij dan ontkomen als wij die dingen verachten die ons Leven zijn, die om te beginnen door onze Heer gesproken zijn en vervolgens, door degenen onder ons die ze van Hem gehoord hebben aan ons bevestigd werden,

4terwijl GOD ervan getuigde door tekenen en wonderen en allerlei krachten en door gaven van de Heilige Geest, die overeenkomstig zijn wil gegeven werden.

5Want niet aan de engelen heeft Hij de toekomstige wereld, waarvan wij spreken, onderworpen,

6maar zoals de Schrift getuigt en zegt:

“Wat is de mens dat U aan hem denkt

en de mensenzoon, dat U naar hem omziet?

7 U hebt hem enigszins lager dan de engelen gesteld,

met heerlijkheid en eer hebt U hem getooid,

U hebt hem gezag gegeven over de werken van uw handen.

8 Alle dingen hebt U onder zijn voeten onderworpen.”

Daarbij, namelijk bij dat Hij alle dingen aan Hem onderworpen heeft, heeft Hij niets uitgezonderd dat Hem niet onderworpen zou zijn. Maar nu zien wij nog niet, dat alles aan Hem onderworpen is,

9maar wij zien dat het Jezus is, die enigszins vernederd werd ten opzichte van de engelen vanwege het lijden van zijn dood, en dat Hij nu met heerlijkheid en eer getooid is, want GOD Zelf heeft in zijn genade voor alle mensen de dood gesmaakt.

10Want het was passend voor Hem door Wie alle dingen zijn en vóór Wie alle dingen zijn en die vele zonen tot heerlijkheid verhoogt, om het Hoofd van hun Leven door zijn lijden te vervolmaken.

11Want Hij die heiligt en zij die geheiligd worden, zijn allen uit één. Daarom schaamt Hij zich niet hen zijn broeders te noemen,

12toen Hij zei:

“Uw Naam zal ik aan mijn broeders verkondigen,

in het midden van de gemeente zal Ik U lofzingen.”

13En ook:

“Ik zal op Hem vertrouwen!”

En ook:

“Zie, ik en de zonen, die GOD mij gegeven heeft.”

14Omdat de zonen aan vlees en bloed deelhebben, heeft ook Hij daaraan op dezelfde wijze deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem die de macht over de dood had, de satan, zou uitschakelen

15en allen zou verlossen die uit vrees voor de dood heel hun leven aan slavernij onderworpen waren.

16Want de dood had geen gezag over engelen, maar de dood had gezag over het zaad van Abraham.

17Daarom moest Hij in alles aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw Hogepriester zou zijn in de dingen van GOD en vrij zou staan ten opzichte van de zonden van het volk.

18Want waarin Hij Zelf geleden heeft en verzocht werd, kan Hij hen die verzocht worden te hulp komen.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help