Genesis 50 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

Jakobs begrafenis

1 Toen drukte Jozef zich tegen zijn vaders gezicht aan en huilde om hem en kuste hem.

2Jozef gaf zijn dienaren, de geneesheren, opdracht om zijn vader te balsemen en de geneesheren balsemden Israël.

3Veertig dagen waren ze met hem bezig, want zoveel dagen waren nodig om het balsemen te voltooien en de Egyptenaren huilden zeventig dagen over hem.

4Toen de dagen van rouw over hem voorbij waren, sprak Jozef tot het huis van de farao, en zei: “Als ik dan genade heb gevonden in uw ogen, spreek dan toch ten aanhoren van de farao en zeg:

5“Mijn vader heeft mij laten zweren en gezegd: ‘Zie, ik ben stervende. Je moet mij begraven in mijn graf, dat ik in het land Kanaän voor mijzelf heb uitgehouwen!’ Nu dan, laat mij toch optrekken om mijn vader te begraven en daarna zal ik terugkomen.”

6En de farao zei: “Ga heen en begraaf je vader, zoals hij je heeft doen zweren.”

7En Jozef trok op om zijn vader te begraven en alle dienaren van de farao gingen met hem mee, de oudsten van zijn huis en alle oudsten van het land Egypte

8en ook heel het huis van Jozef en zijn broers en het huis van zijn vader. Alleen hun kleine kinderen en hun schapen en geiten en hun rundvee lieten zij in het land Gosen achter.

9Met hem trokken zowel wagens als ruiters op. Het was een indrukwekkende legerstoet.

10Toen zij bij de dorsvloer van Atad aankwamen in het Overjordaanse, bedreven ze daar rouw, luid en buitengewoon hevig en hij rouwde daar zeven dagen over zijn vader.

11Toen de inwoners van het land, de Kanaänieten, het rouwen op de dorsvloer van Atad zagen, zeiden zij: “Dit is een zware rouw van de Egyptenaren.” Daarom noemde men die plaats Abel-Mitsraïm. Het ligt in het Overjordaanse.

12Zijn zonen deden met hem zoals hij hun opgedragen had.

13Zijn zonen droegen hem naar het land Kanaän en begroeven hem in de spelonk van de akker van Machpela, die Abraham, samen met de akker, als eigen graf van de Hethiet Efron gekocht had, tegenover Mamre.

14Nadat hij zijn vader begraven had, keerde Jozef naar Egypte terug, samen met zijn broers en met allen die met hem mee opgetrokken waren om zijn vader te begraven.

15 Toen Jozefs broers zagen dat hun vader dood was, zeiden zij: “Als Jozef ons haat, zal hij ons vast al het kwaad vergelden, dat wij hem hebben aangedaan.”

16Daarom lieten zij het volgende aan Jozef meedelen: “Je vader heeft voor zijn dood geboden en gezegd:

17‘Jullie moeten tegen Jozef zeggen: Och, vergeef toch de overtreding van je broers en hun zonde en dat zij je kwaad hebben aangedaan. Vergeef toch de overtreding van de dienaren van de GOD van je vader!’ ” Jozef huilde toen zij zo tot hem spraken.

18Toen kwamen zijn broers ook zelf en vielen voor hem neer en zeiden: “Zie, wij zullen je dienaren zijn!”

19Jozef zei tegen hen: “Vrees niet! Neem ik soms de plaats van GOD in?

20Jullie hebben wel kwaad tegen mij bedacht, maar GOD heeft dat ten goede gedacht, om te doen zoals vandaag, om een groot volk in leven te houden.

21Nu dan, wees niet bang! Ik zal jullie en jullie kleine kinderen onderhouden.” Zo troostte hij hen en zo sprak hij tot hun hart.

22Jozef woonde in Egypte, hij en het huis van zijn vader, en Jozef leefde honderdtien jaar.

23Jozef zag de zonen van Efraïm tot op de derde generatie. Ook werden de zonen van Machir, de zoon van Manasse, op Jozefs knieën geboren.

24En Jozef zei tegen zijn broers: “Ik ga sterven, maar GOD zal zeker naar jullie omzien en Hij zal jullie uit dit land doen optrekken naar het land, dat hij Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft te zullen geven.”

25Daarop liet Jozef de zonen van Israël zweren en zei: “GOD zal zeker naar jullie omzien en dan moeten jullie mijn beenderen vanhier meenemen!”

26Jozef stierf toen hij honderdtien jaar oud was. Zij balsemden hem en hij werd in een kist gelegd in Egypte.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help