Hooglied 4 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

Lied van de bruidegom op de bruid

1“Zie, je bent mooi, mijn vriendin, zie, je bent mooi.

Je ogen zijn duiven achter je sluier,

je haar is als een kudde geiten

die op het gebergte Gilead ligt.

2Je tanden zijn als een kudde pasgeschoren schapen,

die omhoog komen uit de wasplaats.

Zij allen werpen tweelingen,

onder hen is er geen zonder kinderen.

3Je lippen zijn als een scharlakenrode draad

en je mond is lieflijk.

De slapen van je hoofd zijn als een gespleten granaatappel

door je sluier heen.

4Je hals is als de toren van David,

trapsgewijs van halsringen gebouwd.

Duizend schilden hangen daaraan,

allemaal harde, ronde schilden van helden.

5Je beide borsten zijn als twee bokjes,

tweelingen van een gazelle,

die tussen de lelies weiden.

6Tot de dag afkoelt en de schaduwen vluchten,

zal Ik mij naar de mirreberg begeven,

naar de wierookheuvel.

7JIj bent heel mooi, mijn vriendin,

je bent vlekkeloos.

8Daal met mij af van de bergen van de Libanon, o bruid,

daal met mij af van de bergen van de Libanon,

zie in het rond vanaf de top van de Amana,

van de top van de Senir en de Hermon,

van bij de leeuwenholen,

vanaf de bergen van de luipaarden.

9Jij hebt mijn hart gestolen, mijn zus, mijn bruid,

je hebt mijn hart gestolen,

met één blik uit je ogen,

met één ketting om je hals.

10Hoe mooi zijn je liefkozingen, mijn zus, mijn bruid,

hoeveel beter zijn je liefkozingen dan wijn,

de geur van je oliën dan alle specerijen!

11Je lippen, mijn bruid, druipen van honingzeem,

honing en melk zijn onder je tong

en de geur van je kleren is als de geur van de bergen van de Libanon.

12Mijn zus, mijn bruid, je bent een vergrendelde hoftuin,

een afgesloten bron, een verzegelde fontein.

13Je jonge takken zijn een paradijs van granaatappels,

met heerlijke vruchten, hennabloemen met nardusplanten.

14met nardus en saffraan,

kalmoes en kaneel,

met allerlei wierookbomen, mirre en aloë,

met de allerbeste specerijen.

15 O waterbron van de hoftuinen,

bron van levend water

die neerstroomt van de Libanon.”

De bruid spreekt, de bruidegom antwoordt

16“Ontwaak, noordenwind, en kom, zuidenwind,

doorwaai mijn hof zodat de geur van zijn specerijen zich verspreidt.

Laat mijn geliefde toch tot zijn hof komen

en eten van zijn heerlijke vruchten!”

17“Ik ben in mijn hof gekomen, o mijn zus, mijn bruid,

ik heb mijn mirre geplukt met mijn balsem,

ik heb mijn honingraat met mijn honing gegeten,

ik heb mijn wijn met mijn melk gedronken.

Eet, vrienden, drink en word dronken, geliefden!”

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help