Deuteronomium 9 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

Het eerste paar stenen tafelen

1“Luister, Israël, vandaag moet je de Jordaan oversteken om het land binnen te gaan, om het erfdeel in bezit te nemen van volken die groter en machtiger zijn dan jij, met grote steden die tot aan de hemel toe versterkt zijn,

2een groot volk van lange mensen, zonen van de Enakieten, die je al kent en van wie je hebt horen zeggen: ‘Wie zal standhouden tegenover de zonen van Enak?’

3Besef daarom dat de HEERE, je GOD, het is, die voor je uit oversteekt. Hij is een verterend vuur, Hij zal hen wegvagen en Hij zal hen voor je ogen vernederen en je zult hen hun erfdeel afnemen en hen in korte tijd vernietigen, zoals de HEERE tot je gesproken heeft.

4Wanneer de HEERE, je GOD, hen voor je uit verdreven zal hebben, zeg dan niet in je hart: ‘De HEERE heeft mij om mijn gerechtigheid hier gebracht om dit land als erfdeel in bezit te nemen.’ Want om de slechtheid van deze volken zal de HEERE voor je ogen hun erfdeel van hen afnemen.

5Niet om jouw gerechtigheid, niet om de oprechtheid van je hart, zul je het land binnengaan om hun land als erfdeel in bezit te nemen, maar om de slechtheid van deze volken en om het woord na te komen, dat de HEERE, je GOD, je vaderen Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft, daarom zal de HEERE, je GOD, hun erfdeel voor je ogen van hen afnemen.

6Besef daarom, dat het niet om je gerechtigheid is dat de HEERE, je GOD, je dit goede land geeft om het als erfdeel in bezit te nemen, want je bent een halsstarrig volk.

7Bedenk en vergeet niet dat je de HEERE, je GOD, in de woestijn in toorn deed uitbarsten. Vanaf de dag dat je uit het land Egypte vertrokken bent totdat jullie op deze plaats aankwamen, zijn jullie opstandig geweest tegen de HEERE.

8Want bij Horeb hebben jullie de HEERE toornig gemaakt, zodat Hij zo toornig op jullie werd dat Hij jullie wilde vernietigen.

9Toen ik de berg opgeklommen was om de stenen tafelen aan te nemen, de tafelen van het Verbond dat de HEERE met jullie gesloten had, bleef ik veertig dagen en veertig nachten op de berg. Brood at ik niet en water dronk ik niet.

10De HEERE gaf mij de twee stenen tafelen die door de vinger van GOD beschreven waren. Daarop stonden alle woorden die de HEERE tot jullie op de berg uit het midden van het vuur gesproken had op de dag van de volksvergadering.

11Na verloop van veertig dagen en veertig nachten gaf de HEERE de twee stenen tafelen, de tafelen van het Verbond, aan mij

12en de HEERE zei tegen mij: ‘Sta op, daal snel vanhier af, want jouw volk, dat je uit Egypte hebt geleid, heeft zichzelf in het verderf gestort. Zij zijn al snel afgeweken van de weg die Ik hun geboden had. Zij hebben een gegoten beeld voor zichzelf gemaakt.’

13Verder sprak de HEERE tot mij en zei: ‘Ik heb dit volk gezien, en zie, het is een halsstarrig volk.

14Laat Mij begaan, dan zal Ik hen wegvagen en hun naam van onder de hemel uitwissen en jou zal Ik tot een machtiger en groter volk maken dan dit.’

15 Toen keerde ik mij om en daalde de berg af. De berg brandde van het vuur en de twee tafelen van het Verbond had ik in mijn beide handen.

16Ik keek, en zie, jullie hadden tegen de HEERE, jullie GOD, gezondigd. Jullie hadden voor jezelf een gegoten kalf gemaakt. Jullie waren zeer snel afgeweken van de weg die de HEERE jullie geboden had.

17Toen pakte ik de beide tafelen en smeet ze uit mijn beide handen weg en brak ze voor jullie ogen in stukken.

18Ik wierp mij neer voor het aangezicht van de HEERE net als de eerste keer, veertig dagen en veertig nachten lang at ik geen brood en dronk ik geen water vanwege al jullie zonden die jullie begaan hadden door te doen wat kwaad is in de ogen van de HEERE en door Hem te krenken.

19Want ik was bevreesd voor de toorn en de woede waarmee de HEERE zo toornig op jullie was en jullie wilde vernietigen. Maar ook deze keer verhoorde de HEERE mij.

20Ook werd de HEERE erg woedend op Aäron, zodat Hij hem wilde vernietigen. Ik bad in die tijd ook voor Aäron.

21Ik nam jullie zonde, het kalf dat jullie gemaakt hadden, en verbrandde het met vuur en ik stampte en vermaalde het heel goed, totdat het tot stof verpulverd was en het stof ervan wierp ik in de beek die van de berg afstroomt.

22Ook bij Tav-Era en bij Massa en Kibrot-Thaäva hadden jullie de HEERE erg toornig gemaakt.

23Toen de HEERE jullie uit Kades-Barnea had weggezonden en gezegd had: ‘Trek op en neem het land dat Ik jullie gegeven heb als erfdeel in bezit!’, waren jullie ook opstandig tegen het bevel uit de mond van de HEERE, jullie GOD, en jullie geloofden Hem niet en luisterden niet naar zijn stem.

24Jullie zijn opstandig geweest tegen de HEERE van de dag af dat ik jullie ken.

Het gebed van Mozes

25Ik wierp mij neer voor het aangezicht van de HEERE, veertig dagen en veertig nachten lang lag ik daar neergeworpen, omdat de HEERE gezegd had dat Hij jullie zou vernietigen.

26Ik bad tot de HEERE en zei: ‘Mijn Heer, de HEERE, stort toch uw volk en uw erfdeel, dat U door uw grootheid verlost hebt en dat U door een sterke hand uit Egypte geleid hebt, niet in het verderf.

27Denk aan uw dienaren, aan Abraham, aan Izak en aan Jakob en kijk niet naar de hardnekkigheid van dit volk en naar zijn slechtheid en zijn zonde,

28opdat ze in het land waaruit U ons hebt weggeleid niet zullen zeggen: Omdat de HEERE hen niet in het land kon brengen waarover Hij tot hen gesproken had en omdat Hij hen haatte, heeft Hij hen uitgeleid om hen in de woestijn te doden.

29Zij zijn toch uw volk en uw erfdeel dat U door uw grote kracht en door uw uitgestrekte arm hebt uitgeleid!’ ”

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help