Psalmen 22 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

1Voor de koorleider, op de wijze van ‘De hinde van de vroege morgen’. Een psalm van David.

2Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?

Ver staat U af van mijn verlossing,

van de woorden, die ik brul.

3 O mijn GOD, overdag roep ik, maar U antwoordt niet,

en ’s nachts, maar ik vind geen rust.

4U bent heilig, U woont te midden van de lofzangen van Israël.

5Op U hebben onze vaderen vertrouwd,

zij hebben vertrouwd en U bevrijdde hen.

6Tot U hebben zij geroepen en zij werden gered,

op U hebben zij vertrouwd en zij werden niet beschaamd.

7Maar ik ben een worm en geen man,

een mikpunt van smaad voor de mensen, veracht door het volk.

8Allen die mij zien, bespotten mij,

hun lippen gaan vaneen, zij schudden het hoofd.

9 Ze zeggen: “Wentel de zaak op de HEERE,

laat die hem doen ontkomen en hem bevrijden,

want Hij heeft immers behagen in hem.”

10U hebt mij toch uit de buik getrokken,

U hebt mij toevertrouwd aan de borsten van mijn moeder.

11Van de baarmoeder af ben ik op U aangewezen,

vanaf de moederschoot bent U mijn God.

12Sta niet ver van mij af,

want nabij is de nood en er is geen helper.

13Vele jonge stieren hebben mij omringd,

de sterke stieren van Basan hebben mij omsingeld,

14zij hebben hun mond tegen mij opengesperd

als een verscheurende en brullende leeuw.

15Ik ben uitgestort als water en al mijn beenderen zijn ontwricht.

Mijn hart is als was, het is gesmolten in mijn binnenste.

16Mijn kracht is verdroogd als een potscherf,

mijn tong kleeft aan mijn gehemelte.

U legt mij neer in het stof van de dood.

17Want honden hebben mij omringd,

een bende boosdoeners heeft mij omsingeld,

als een leeuw mijn handen en mijn voeten.

18Al mijn beenderen kan ik tellen.

zij zien toe en kijken naar mij.

19Zij verdelen mijn kleren onder elkaar

en werpen het lot over mijn gewaad.

20U, o HEERE, sta niet ver af, o mijn sterkte,

kom mij spoedig te hulp.

21Doe mijn ziel ontkomen aan het zwaard,

mijn enige aan de poten van de hond.

22Red mij uit de muil van de leeuw,

van de horens van de spiesbok!

U hebt mij geantwoord.

23Ik zal uw Naam aan mijn broeders verkondigen,

in het midden van de volksvergadering zal ik U loven.

24Jullie, die de HEERE vrezen, loof Hem,

jullie allen, nakomelingen van Jakob,

verheerlijk Hem en heb ontzag voor Hem,

jullie allen, nakomelingen van Israël!

25Want Hij heeft de verdrukking van de verdrukte niet veracht en niet verafschuwd

en zijn aangezicht niet voor hem verborgen,

maar Hij heeft geluisterd toen deze tot Hem riep.

26Van U zal mijn dank komen in een grote volksvergadering,

mijn geloften zal ik nakomen ten overstaan van wie Hem vrezen.

27De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden,

wie de HEERE zoeken zullen Hem loven,

hun harten zullen voor eeuwig leven.

28Alle einden van de aarde zullen aan Hem denken

en zich tot de HEERE bekeren,

alle volksstammen zullen voor uw aangezicht neerknielen,

29want het koninkrijk is van de HEERE,

Hij heerst onder de volken.

30Alle welgestelden van de aarde zullen eten en neerknielen,

allen die in het stof neerdalen zullen voor zijn aangezicht neerbuigen,

ieder die zijn ziel niet in leven kan houden.

31Het nakomelingschap zal Hem dienen,

het zal aan mijn Heer als nageslacht worden toegeschreven.

32Zij zullen komen en zijn gerechtigheid verkondigen

aan een volk dat geboren zal worden, omdat Hij het heeft gedaan.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help