1 Koningen 15 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

Abiam, koning van Juda

1In het achttiende jaar van koning Jerobeam, de zoon van Nebat, werd Abiam koning over Juda.

2Hij regeerde drie jaar in Jeruzalem. De naam van zijn moeder was Maächa, een dochter van Abisalom.

3Hij wandelde in alle zonden van zijn vader, die deze vóór hem gedaan had, en zijn hart was niet volkomen toegewijd aan de HEERE, zijn GOD, zoals het hart van zijn vader David.

4Maar ter wille van David gaf de HEERE, zijn GOD, hem een lamp in Jeruzalem door zijn zoon na hem te doen opstaan en door Jeruzalem in stand te houden,

5omdat David had gedaan wat recht is in de ogen van de HEERE en niet afgeweken was van alles wat Hij hem geboden had, alle dagen van zijn leven, behalve in de zaak van Uria, de Hethiet.

6Er was strijd tussen Rehabeam en Jerobeam, alle dagen van zijn leven.

7Het overige van de geschiedenissen van Abiam en alles wat hij heeft gedaan, staat dat alles niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Juda? Er was ook strijd tussen Abiam en Jerobeam.

8Abiam ging bij zijn vaderen te ruste. Zij begroeven hem in de stad van David. Asa, zijn zoon, werd koning in zijn plaats.

Asa, koning van Juda

9In het twintigste jaar van Jerobeam, de koning van Israël, werd Asa koning over Juda.

10Hij regeerde eenenveertig jaar in Jeruzalem en de naam van zijn grootmoeder was Maächa, een dochter van Abisalom.

11Asa deed wat recht is in de ogen van de HEERE, net als zijn vader David.

12Hij zorgde ervoor dat de gewijde schandknapen uit het land weggingen en hij verwijderde alle stinkgoden, die zijn vaderen gemaakt hadden.

13Zelfs zijn grootmoeder Maächa nam hij haar macht als koningin af, omdat zij een vreselijk beeld voor de geluksgodin had gemaakt. Asa hakte haar vreselijke beeld om en verbrandde dat bij de beek Kidron.

14De offerhoogten werden weliswaar niet verwijderd, maar het hart van Asa was zijn leven lang volkomen toegewijd.

15Hij bracht de heilige gaven van zijn vader in het Huis van HEERE en ook zijn eigen heilige gaven: zilver en goud en andere voorwerpen.

16Er was strijd tussen Asa en Baësa, de koning van Israël, hun leven lang.

17Baësa, de koning van Israël, trok op tegen Juda en bouwde Rama om niemand toe te staan om naar Asa, de koning van Juda, te gaan en bij hem te komen.

18Toen nam Asa al het zilver en goud dat overgebleven was in de schatkamers van het Huis van de HEERE en de schatten van het huis van de koning en overhandigde dat alles aan zijn dienaren. Koning Asa stuurde hen naar Benhadad, de zoon van Tab-Rimmon, de zoon van Hezion, de koning van Aram, die in Damascus woonde om te zeggen:

19“Er is een verbond tussen mij en jou, tussen mijn vader en jouw vader. Zie, ik zend je een geschenk, zilver en goud. Ga heen, verbreek je verbond met Baësa, de koning van Israël, opdat hij zijn beleg tegen mij opheft.”

20Benhadad luisterde naar koning Asa en stuurde de legerbevelhebbers naar de steden van Israël en hij versloeg Ijon en Dan en Abel-Beth-Maächa en heel Kinneroth, naar heel het land van Naftali stuurde hij hen.

21Toen Baësa ervan hoorde, staakte hij de bouw van Rama en bleef in Tirza wonen.

22Koning Asa liet heel Juda oproepen, niemand uitgezonderd, om de stenen van Rama en het bijbehorende hout waarmee Baësa gebouwd had, weg te halen. Daarmee bouwde koning Asa Gibea in Benjamin, en Mizpa.

23Het overige van de geschiedenissen van Asa en heel zijn heldhaftig optreden en alles wat hij heeft gedaan en de steden die hij gebouwd heeft, staat dat alles niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Juda? Maar toen hij oud geworden was, werd hij ziek aan zijn beide voeten.

24Asa ging bij zijn vaderen te ruste. Hij werd begraven bij zijn vaderen in de stad van zijn vader David. Zijn zoon Josafat werd koning in zijn plaats.

Nadab, koning van Israël

25Nadab, de zoon van Jerobeam, werd koning over Israël, in het tweede jaar van Asa, de koning van Juda. Hij regeerde twee jaar over Israël.

26Hij deed wat kwaad is in de ogen van de HEERE en hij wandelde op de weg van zijn vader en in zijn zonde, waarmee hij Israël had doen zondigen.

27Baësa, de zoon van Ahia, uit het huis van Issaschar, smeedde een samenzwering tegen hem en Baësa versloeg hem in Gibbethon, dat van de Filistijnen was, toen Nadab en heel Israël Gibbethon belegerden.

28Baësa doodde hem in het derde jaar van Asa, de koning van Juda, en hij werd koning in zijn plaats.

29Toen hij koning geworden was, sloeg hij heel het huis van Jerobeam dood. Niets van Jerobeam wat adem had, liet hij over, totdat hij hem had weggevaagd overeenkomstig het woord van de HEERE, dat Hij gesproken had door de mond van zijn dienaar Ahia, de Siloniet,

30vanwege de zonden van Jerobeam waarmee hij zelf zondigde en Israël deed zondigen door zijn krenkende optreden, waarmee hij de HEERE, de GOD van Israël, krenkte.

31Het overige van de geschiedenissen van Nadab en alles wat hij heeft gedaan, staat dat alles niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Israël?

32Er was strijd tussen Asa en Baësa, de koning van Israël, al hun dagen.

Baësa, koning van Israël

33In het derde jaar van Asa, de koning van Juda, werd Baësa, de zoon van Ahia, koning over heel Israël in Tirza, vierentwintig jaar lang.

34Hij deed wat kwaad is in de ogen van de HEERE en hij wandelde op de weg van Jerobeam en in zijn zonde, waarmee hij Israël had doen zondigen.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help