Spreuken 8 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

De roep van de wijsheid

1Roept de wijsheid niet

en laat inzicht haar stem niet horen?

2Op de toppen van de hoogten langs de weg,

op het kruispunt van de paden heeft zij zich opgesteld.

3Aan de zijkant van de poorten, bij de toegang tot de stad,

waar je door de poortdeuren binnenkomt, roept zij luid:

4“Tot jullie, mannen, roep ik,

mijn stem gaat uit naar de mensenkinderen.

5 Jullie, onnozele zielen, begrijp toch wat het betekent om oplettend te zijn,

dwazen, versta het met je hart.

6Luister, want ik zal opmerkelijke dingen spreken,

oprechte woorden bij het openen van mijn lippen,

7want mijn gehemelte zal de waarheid zorgvuldig uiteenzetten,

kwaadspreken is een gruwel voor mijn lippen.

8Alle uitspraken van mijn mond zijn in gerechtigheid gesproken,

er is niets verdraaids of verkeerds bij.

9Zij zijn allemaal duidelijk voor wie begrip heeft,

op maat voor wie kennis willen vinden.

10Neem mijn vermaning aan en niet zilver,

kennis boven glinsterend goud,

11Want wijsheid is beter dan koralen,

alles wat men maar wensen kan,

is niet met haar te vergelijken.

12Ik, wijsheid, woon bij oplettendheid,

ik verkrijg kennis door bedachtzaamheid.

13De vrees voor de HEERE is het haten van kwaad, hoogmoed, trots en het slechte pad,

ook haat ik een mond vol bedriegerijen.

14Bij mij is raad en uitkomst,

ik ben inzicht, bij mij is kracht.

15Door mij regeren koningen,

en oefenen machthebbers gerechtigheid uit.

16Door mij heersen de vorsten en de edelen,

alle rechters op aarde.

17Ik heb lief wie mij liefhebben,

wie mij ernstig zoeken, zullen mij vinden.

18Rijkdom en eer zijn bij mij,

blijvend bezit en gerechtigheid.

19Mijn vrucht is beter dan glinsterend goud en dan fijn goud,

mijn opbrengst is beter dan het beste zilver.

20Ik wandel op het pad van de gerechtigheid,

midden op de paden van het recht,

21om wie mij liefhebben een erfdeel als bezit toe te delen,

hun schatkamers zal ik vullen.

22De HEERE bracht mij voort, het begin van zijn weg,

de aanvang van zijn werken van heel lang geleden.

23Van eeuwigheid af ben ik met macht overgoten, vanaf het begin,

vanaf de grondlegging van de aarde,

24toen er nog geen bruisende wateren waren, werd ik geboren,

toen er nog geen bronnen vol water waren.

25Vóór de bergen vorm kregen,

vóór de heuvels er waren, werd ik geboren.

26Hij had het land en de velden nog niet gemaakt,

evenmin de eerste stofjes van de wereld.

27Toen Hij de hemelen uitspande, was ik daar,

toen Hij een cirkel trok over het oppervlak van de bruisende wateren.

28Toen Hij de wolken daarboven vastzette,

toen de bronnen van de bruisende wateren krachtig begonnen te stromen,

29toen Hij aan de zee zijn grens stelde,

opdat de wateren zijn bevel niet zouden overtreden,

toen Hij de grondvesten van de aarde bepaalde,

30toen was ik een lievelingskind aan zijn zijde.

Dag aan dag was ik één en al genot,

te allen tijde spelend voor zijn aangezicht,

31spelend in zijn aardse wereldrijk,

terwijl ik genoot bij de mensenkinderen.

32Nu dan, zonen, luister naar mij!

Gelukkig zijn zij die mijn wegen bewaren.

33Luister naar vermaning en word wijs,

verwerp de vermaning niet.

34Gelukkig is de mens die naar mij luistert,

die van dag tot dag bij mijn poorten de wacht houdt,

mijn deurposten bewaakt,

35want wie mij vindt, vindt het leven,

en ontvangt de gunst van de HEERE.

36Wie tegen mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan,

allen die mij haten, hebben de dood lief.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help