Richteren 20 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

De strijd van de Israëlieten tegen Benjamin

1 Toen trokken alle zonen van Israël uit. De gemeente kwam als één man bijeen bij de HEERE in Mizpa, vanaf Dan tot Ber-Seba, en ook het land van Gilead.

2De leiders van heel het volk, van alle stammen van Israël, stelden zich op in de vergadering van het volk van GOD, vierhonderdduizend man te voet, allen zwaardvechters.

3De zonen van Benjamin hoorden dat de zonen van Israël naar Mizpa opgetrokken waren. De zonen van Israël zeiden: “Zeg ons, hoe is dit kwaad gebeurd?”

4De Levitische man, de man van de vrouw die gedood was, antwoordde en zei: “Ik kwam met mijn bijvrouw in Gibea, dat van Benjamin is, om er te overnachten.

5De inwoners van Gibea keerden zich tegen mij en omsingelden mij ’s nachts in het huis. Zij waren van plan mij te doden en mijn bijvrouw hebben zij zo vernederd dat zij gestorven is.

6Toen greep ik mijn bijvrouw en heb haar in stukken gedeeld en stuurde een deel van haar naar elk gebied van het erfdeel van Israël, omdat zij een schanddaad en dwaasheid in Israël hadden begaan.

7Zie, jullie zijn allen zonen van Israël. Nemen jullie hier maar met elkaar een beslissing over en geef raad!”

8Heel het volk stond als één man op en zij zeiden: “Niemand van ons zal naar zijn tent gaan en niemand zal naar huis gaan.

9Welnu, dit is wat wij met Gibea zullen doen: ‘Wij zullen erop afgaan volgens het lot!

10Uit alle stammen van Israël zullen wij tien mannen nemen per honderd man en honderd per duizend en duizend per tienduizend om proviand mee te nemen voor het volk, zodat zij, wanneer zij bij Gibea in Benjamin aankomen, kunnen optreden zoals nodig is in verband met alle dwaasheid die zij in Israël hebben gedaan.”

11Alle mannen van Israël kwamen bij deze stad samen, ze waren als één man met elkaar verbonden.

12De stammen van Israël zonden mannen door heel de stam Benjamin om te zeggen: “Wat voor kwaad is dit dat bij jullie is gebeurd?

13Nu dan, lever die nietswaardige mannen, die in Gibea zijn, aan ons uit opdat wij hen doden en het kwaad uit Israël wordt weggedaan.” Maar de Benjaminieten wilden niet naar hun broeders, de zonen van Israël, luisteren.

14De zonen van Benjamin kwamen uit de steden samen bij Gibea om ten strijde te trekken tegen de zonen van Israël.

15Op die dag werden de zonen van Benjamin uit de steden geteld: zesentwintigduizend man, allen zwaardvechters. Van de inwoners van Gibea werden er nog eens apart zevenhonderd speciaal uitgekozen mannen geteld.

16Onder al dit volk bevonden zich zevenhonderd speciaal uitgekozen mannen die de rechterhand niet gebruikten. Elk van hen slingerde haarscherp linkshandig met een steen zonder te missen.

17De mannen van Israël werden geteld. Zonder Benjamin waren het vierhonderdduizend man, zwaardvechters. Dit waren allemaal ervaren strijders.

18De zonen van Israël stonden op en trokken op naar Beth-El. Zij vroegen GOD om raad en zeiden: “Wie van ons zal als eerste tegen de zonen van Benjamin ten strijde trekken?” De HEERE zei: “Juda als eerste.”

19De zonen van Israël stonden ’s morgens op en sloegen hun legerkamp op tegenover Gibea.

20De mannen van Israël trokken ten strijde tegen Benjamin. De mannen van Israël stelden zich tegen hen in slagorde op voor de strijd bij Gibea.

21Toen trokken de zonen van Benjamin uit Gibea op en op die dag velden zij tweeëntwintigduizend man in Israël ter aarde neer.

22 Maar het volk, de mannen van Israël, vatten weer moed en zij stelden zich opnieuw op in slagorde op de plaats waar zij zich de eerste dag in slagorde hadden opgesteld.

23Toen trokken de zonen van Israël op en huilden voor het aangezicht van de HEERE tot aan de avond. Zij vroegen de HEERE en zeiden: “Zal ik opnieuw de strijd aanbinden met de zonen van Benjamin, mijn broeder?” De HEERE zei: “Trek tegen hem op!”

24Op de tweede dag kwamen de zonen van Israël dicht bij de zonen van Benjamin.

25Benjamin trok op de tweede dag Gibea uit en ging hen tegemoet. Opnieuw velden zij onder de zonen van Israël achttienduizend man ter aarde neer, allemaal zwaardvechters.

26 Toen trokken alle zonen van Israël en heel het volk op. Zij kwamen bij Beth-El en huilden. Zij bleven daar voor het aangezicht van de HEERE en vastten die dag tot aan de avond en droegen brandoffers en vredeoffers op voor het aangezicht van de HEERE.

27De zonen van Israël vroegen de HEERE om raad, want daar in Beth-El was in die dagen de Kist van het Verbond van GOD.

28In die dagen stond Pinehas, de zoon van Eleazar, de zoon van Aäron, voor zijn aangezicht en zei: “Zal ik nog een keer ten strijde trekken tegen de zonen van mijn broeder Benjamin of zal ik ervan afzien?” De HEERE zei: “Trek op, want morgen zal Ik je hen in handen geven.”

29 Toen legde Israël hinderlagen rondom tegen Gibea

30en op de derde dag trokken de zonen van Israël op tegen de zonen van Benjamin. Zij stelden zich in slagorde op voor de strijd tegen Gibea, net als de andere keren.

31Toen trokken de zonen van Benjamin uit en gingen het volk tegemoet. Zij werden van de stad weggelokt en zij begonnen, net als de andere keren, slachtoffers onder het volk te maken op de grote wegen, waarvan de ene omhoog loopt naar Beth-El en de andere door het veld naar Gibea. Er vielen ongeveer dertig man van Israël.

32Toen zeiden de zonen van Benjamin: “Verslagen zijn ze, voor onze ogen, net als eerst.” Maar de zonen van Israël zeiden: “Laten wij vluchten en hen van de stad weglokken naar de grote wegen.”

33Daarop stonden alle mannen van Israël uit hun plaatsen op en stelden zich bij Baäl-Tamar in slagorde op. Ondertussen kwamen degenen van Israël die in hinderlaag lagen, uit hun schuilplaats tevoorschijn vanuit de grot van Gibea.

34Tienduizend speciaal uitgekozen mannen uit heel Israël kwamen van tegenover Gibea aanzetten en de strijd werd zwaar. Maar zij beseften niet dat het ongeluk hen al genaderd was.

35De HEERE versloeg Benjamin voor de ogen van Israël, zodat de zonen van Israël op die dag van Benjamin vijfentwintigduizend en honderd man neervelden, allen zwaardvechters.

36De zonen van Benjamin zagen dat zij verslagen waren. Daarop gaven de mannen van Israël de Benjaminieten ruimte, want zij vertrouwden op de hinderlaag die zij tegen Gibea hadden gelegd.

37Degenen die in hinderlaag lagen, haastten zich en deden een uitval naar Gibea. Zo rukten degenen die in hinderlaag lagen op en sloegen heel de stad met de scherpte van het zwaard.

38De mannen van Israël hadden met degenen die in de hinderlaag lagen afgesproken dat die een zware rookwolk vanuit de stad zouden laten opstijgen

39en dat de mannen van Israël zich dan in de strijd zouden omkeren. Benjamin was begonnen slachtoffers te maken onder de mannen van Israël, ongeveer dertig man. Zij zeiden: “Zij zijn duidelijk voor onze ogen verslagen, net als bij de eerste veldslag.”

40Toen begon de walm uit de stad als een rookkolom op te stijgen. Toen Benjamin achterom keek, zie, heel de stad steeg als rookwalm op naar de hemel.

41Toen keerden de mannen van Israël zich om en de mannen van Benjamin waren verbijsterd, want zij zagen dat een ramp hen getroffen had.

42Voor de ogen van de mannen van Israël wendden zij zich in de richting de woestijn. Maar de strijd achtervolgde hen en zij die uit de steden kwamen, richtten een slachting onder hen aan.

43Zij omsingelden de Benjaminieten, achtervolgden hen richting de rustplaats en liepen hen onder de voet tegenover Gibea aan de kant waar de zon opgaat.

44Van Benjamin vielen er achttienduizend man, allemaal strijdbare mannen.

45Toen keerden zij zich om en vluchtten naar de woestijn, naar de rots van Rimmon. Op de grote wegen maakten ze nog eens vijfduizend man van hen af. Zij achtervolgden hen tot bij Gidom en sloegen van hen nog eens tweeduizend man dood.

46Het waren bij elkaar vijfentwintigduizend man, zwaardvechters van Benjamin, die op die dag sneuvelden, allemaal strijdbare mannen.

47Zeshonderd man keerden zich echter om en vluchtten naar de woestijn, naar de rots van Rimmon, en zij bleven vier maanden op de rots van Rimmon.

48De mannen van Israël keerden terug naar de zonen van Benjamin en sloegen hen met de scherpte van het zwaard, zowel de mannen als het vee en alles wat zij in de stad aantroffen. Bovendien staken zij alle steden die zij aantroffen in brand.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help