Handelingen 8 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

De vervolging van de Gemeente van Jezus Christus

1Saul stemde ermee in om hem te doden en was daar ook bij betrokken. Op die dag ontstond er een grote vervolging tegen de gemeente in Jeruzalem. Allen, met uitzondering van de apostelen, werden verstrooid over de dorpen van Judea en Samaria.

2Gelovige mannen kwamen hem halen en zij begroeven Stefanus en rouwden heel erg over hem.

3Maar Saul vervolgde de gemeente, terwijl hij de huizen binnenging en mannen en vrouwen meesleepte en hen overbracht naar de gevangenis.

Filippus’ Evangelieverkondiging in Samaria

4Zij die verstrooid werden, reisden rond en verkondigden het Woord van GOD.

5Zo daalde ook Filippus af naar een stad van de Samaritanen en verkondigde hun de Christus.

6Toen de mensen die daar waren naar zijn boodschap luisterden, schonken zij er aandacht aan en zij werden overtuigd door alles wat hij zei, want zij zagen de tekenen die hij deed.

7Want velen die door onreine geesten bezeten waren, schreeuwden luid en zij gingen van hen uit. Anderen die verlamd en kreupel waren, werden genezen.

8En er was grote blijdschap in die stad.

9Er was een man, die Simon heette, die al lang in de stad woonde en met zijn toverij het volk van de Samaritanen misleidde, terwijl hij over zichzelf pochte en zei: “Ik, ja ik, ben een groot man!”

10Allen bogen voor hem, groot en klein, en zij zeiden: “Dit is de grote kracht van GOD!”

11Zij werden allemaal door hem overtuigd, omdat hij hen al lange tijd met zijn toverijen verbaasd had doen staan.

12Maar toen zij Filippus geloofden, die het Goede Nieuws van het Koninkrijk van GOD verkondigde in de Naam van onze Here Jezus Christus, werden zij gedoopt, zowel de mannen als de vrouwen.

13Ook Simon zelf kwam tot geloof en werd gedoopt en sloot zich bij Filippus aan. Toen hij de tekenen en de grote wonderen zag die door hem werden gedaan, was hij verbaasd en verbijsterd.

14Toen de apostelen in Jeruzalem hoorden, dat het volk van de Samaritanen het Woord van GOD had aangenomen, zonden zij Simeon Petrus en Johannes naar hen toe.

15Zij daalden naar hen af en baden voor hen, opdat zij de Heilige Geest mochten ontvangen,

16want Die was nog over niemand van hen gekomen, maar zij waren alleen gedoopt in de Naam van onze Here Jezus.

17Toen legden zij hen de handen op en zij ontvingen de Heilige Geest.

18Toen Simon zag dat door de handoplegging van de apostelen de Heilige Geest aan hen gegeven werd, bood hij hun er zilvergeld voor,

19en hij zei: “Geef mij ook deze macht, opdat degene die ik de handen opleg, de Heilige Geest zal ontvangen.”

20Maar Simeon Petrus zei tegen hem: “Mag jouw geld met jou vergaan, omdat jij hebt gemeend dat de gave van GOD met wereldse bezittingen verkregen kan worden!

21Jij hebt part noch deel aan dit geloof, omdat je hart niet recht is tegenover GOD.

22Bekeer je van je slechtheid en vraag GOD dat deze sluwheid van je hart je vergeven zal worden,

23want ik zie dat je in een gal van bitterheid en in een kluwen van ongerechtigheid terechtgekomen bent.”

24Simon antwoordde en zei: “Bidden jullie voor mij tot GOD, opdat mij niets overkomt van alles wat jullie gezegd hebben.”

25Toen Simeon en Johannes getuigd hadden en zij het Woord van GOD onderwezen hadden, keerden zij terug naar Jeruzalem en verkondigden het Goede Nieuws in vele dorpen van de Samaritanen.

De doop van de hofdienaar uit Kush

26En de engel van de HEERE sprak tot Filippus en zei: “Sta op en ga naar het zuiden over de weg door de woestijn die van Jeruzalem naar Gaza afdaalt.”

27Hij stond op en ging op weg en ontmoette een hofdienaar uit Kush, een hoge ambtenaar van Kandake, de koningin van de Kushieten. Hij was gesteld over al haar schatten en hij was gekomen om in Jeruzalem te aanbidden.

28Terwijl hij op de terugweg was, zat hij op de wagen en las in het boek van de profeet Jesaja.

29 Toen zei de Geest tegen Filippus: “Ga erheen en voeg je bij de wagen.”

30Toen hij dichterbij gekomen was, hoorde hij wat de man in de profeet Jesaja las en zei tegen hem: “Begrijpt u, wat u leest?”

31Hij zei: “Hoe kan ik het begrijpen als niemand mij uitleg geeft?” En hij nodigde Filippus uit om in te stappen en bij hem te komen zitten.

32Het Schriftgedeelte dat hij las was dit:

“Als een lam dat ter slachting geleid wordt

en als een ooi dat stom is voor haar scheerder,

zo deed Hij zijn mond niet open.

33 In zijn vernedering werd hij uit gevangenschap en uit oordeel weggeleid.

Wie zal ons van zijn nageslacht kunnen vertellen?

Want zijn leven is van de aarde opgenomen.”

34De hofdienaar zei tegen Filippus: “Ik vraag je, over wie sprak deze profeet? Sprak hij over zichzelf of over iemand anders?”

35Filippus opende zijn mond en begon vanuit deze Schriftplaats het Goede Nieuws van onze Here Jezus aan hem te verkondigen.

36En terwijl zij over de weg voortgingen, kwamen zij bij een plaats waar water was en de hofdienaar zei: “Zie, daar is water. Wat is er tegen dat ik gedoopt word?”

37Filippus zei: “Als je met heel je hart gelooft, is het geoorloofd!” Hij antwoordde en zei: “Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van GOD is.”

38Hij gaf opdracht om de wagen te stoppen en zij daalden beiden in het water af en Filippus doopte de hofdienaar.

39Toen zij uit het water opkwamen, nam de Geest van de HEERE Filippus weg. De hofdienaar zag hem niet meer, maar hij vervolgde zijn weg met blijdschap.

40Maar Filippus werd in Asdod aangetroffen en vandaar reisde hij rond en verkondigde het Goede Nieuws in alle steden, totdat hij in Caesarea kwam.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help