Exodus 11 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

1De HEERE zei tegen Mozes: “Ik zal nog één plaag over de farao en over Egypte brengen. Daarna zal hij jullie hier vandaan wegsturen. Als hij jullie allemaal wegstuurt, zal hij jullie werkelijk hiervandaan wegjagen.

2Spreek dan ten aanhoren van het volk, dat iedere man van zijn naaste en iedere vrouw van haar naaste zilveren en gouden voorwerpen vraagt.”

3De HEERE schonk het volk genade in de ogen van de Egyptenaren. Ook stond de man Mozes hoog in aanzien in het land Egypte, in de ogen van de dienaren van de farao en in de ogen van het volk.

4Mozes zei: “Zo heeft de HEERE gezegd: ‘Omstreeks middernacht zal Ik dwars door Egypte heen uittrekken

5en iedere eerstgeborene in het land Egypte zal sterven, vanaf de eerstgeborene van de farao die op de troon zit tot op de eerstgeborene van de slavin die achter de molensteen zit en tot op iedere eerstgeborene van het vee toe.

6Er zal een groot gejammer zijn in heel het land Egypte zoals er nooit geweest is en nooit meer wezen zal.

7Maar bij alle zonen van Israël zal er zelfs geen hond blaffen tegen mens of dier, opdat jullie weten, dat de HEERE een onderscheid maakt tussen de Egyptenaren en Israël.

8Dan zullen al deze dienaren van jou naar mij afdalen en voor mij neerknielen en zeggen: Ga weg, jij en al het volk dat je op de voet volgt! Daarna zal ik uittrekken.’ ” En hij ging bij de farao weg, laaiend van boosheid.

9De HEERE had immers tot Mozes gesproken: “De farao zal niet naar jullie luisteren, opdat mijn wonderen in het land Egypte machtig groot zullen worden.”

10Mozes en Aäron hebben al deze wonderen voor de ogen van de farao gedaan, maar de HEERE verhardde het hart van de farao, zodat hij de zonen van Israël niet uit zijn land liet wegtrekken.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help