Job 40 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

De HEERE en Job

1 De HEERE sprak verder tot Job en zei:

2Wil hij die een rechtszaak met de Almachtige voert, Hem terechtwijzen?

Laat hij die God wil aanklagen antwoord geven!

3 Toen antwoordde Job de HEERE, en zei:

4Zie, ik ben te gering, wat zou ik U antwoorden?

Ik leg mijn hand op mijn mond.

5Eén keer heb ik gesproken, maar ik zal niet opnieuw het woord nemen.

Ik zal er geen tweede keer aan toevoegen.

6 Daarop nam de HEERE weer het woord tegenover Job en zei vanuit een storm:

7Omgord dan je lendenen als een man!

Ik zal je vragen stellen, en jij moet Mij antwoord geven.

8Wil jij zelfs mijn oordeel nietig verklaren?

Wil jij Mij als de boosdoener aanwijzen, opdat jij rechtvaardig zult blijken?

9Heb jij een arm zoals God?

Kun jij met je stem donderen zoals Hij?

10Tooi je dan met majesteit en hoogheid,

bekleed je met glans en glorie.

11Laat je uitbarstingen van toorn de vrije loop,

richt de blik op ieder die hoogmoedig is,

en maak dat hij zal buigen!

12Richt de blik op iedere hoogmoedige en verneder hem,

verpletter de boosdoeners ter plekke.

13Verberg ze samen in het stof,

ontneem hun het gezicht in het verborgen onderaardse

14Dan zal ook Ik je prijzen,

omdat je rechterhand je gered heeft.

15Zie toch dat Beest, ‘de Behemot’,

die Ik gemaakt heb evenals jou!

Hij eet gras als een rund.

16Zie toch de kracht van zijn lendenen,

de stoerheid van zijn buikspieren.

17Als hij wil, maakt hij zijn staart als een ceder,

de pezen van zijn dijen zijn in bundels gevlochten.

18Zijn beenderen zijn net buizen van koper,

zijn ledematen zijn als ijzeren staven.

19Hij is het begin van Gods wegen.

Hij die hem gemaakt heeft, heeft hem zijn zwaard aangereikt.

20Ja, de bergen leveren hem zijn voer,

alle dieren van het veld spelen daar.

21Onder schaduwrijke bomen legt hij zich neer,

in een schuilplaats in het riet, in het moeras.

22De schaduwrijke bomen bedekken hem, elk met zijn schaduw,

de beekwilgen omringen hem.

23Zie, als de rivier onstuimig wordt, schrikt hij niet,

hij blijft kalm als de Jordaan onstuimig tegen zijn bek tekeergaat.

24Kan men hem vangen als men hem recht in zijn ogen kijkt,

kan men hem met strikken de neus doorboren?

25Kun jij de Leviathan met een vishaak optrekken,

of zijn tong in de haak aan de vislijn laten zakken?

26Kun jij een biezen ring in zijn neus leggen,

of zijn kaak met een haak doorboren?

27Zal hij veel smeekbeden tot je richten?

Zal hij vleiend tot je spreken?

28Zal hij een verbond met je sluiten?

Kun jij hem voor altijd tot slaaf nemen?

29Kun je met hem spelen als met een vogeltje,

of kun je hem vastbinden voor je dienstmeisjes?

30Kunnen de vissers hem als handelswaar verkopen?

Kunnen zij hem verdelen onder de Kanaänieten?

31Kun jij zijn huid met pijlen volschieten,

of zijn kop met een visharpoen treffen?

32Leg je hand maar eens op hem,

denk aan de strijd, doe het nooit meer.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help