Genesis 49 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

Jakob zegent zijn zonen

1Jakob riep zijn zonen en zei: “Kom bij elkaar, dan zal ik jullie zeggen wat jullie in het laatst van de dagen zal overkomen.

2Kom bij elkaar en luister, zonen van Jakob, luister naar Israël, jullie vader.

3 Ruben, je bent mijn eerstgeborene, mijn sterkte en het begin van mijn mannelijke kracht, mijn opvolger in hoogheid, mijn opvolger in macht.

4Onstuimig als water ben je, je zult mij niet opvolgen, immers je hebt het huwelijksbed van je vader beklommen. Toen heb je het onteerd, mijn bedstee heeft hij beklommen.

5 Simeon en Levi zijn broers! Hun messen zijn instrumenten van geweld!

6Laat mijn ziel niet in hun samenzwering komen en laat mijn eer niet deelnemen aan hun samenkomst! Want in hun boosheid hebben zij een man vermoord en moedwillig hebben zij de pezen van een rund doorgesneden.

7Vervloekt is hun boosheid, want die is hevig, en hun uitbarstingen van woede, want die zijn hard! Ik zal hen verdelen onder Jakob en hen verstrooien onder Israël.

8 Juda, jou zullen je broers loven. Jouw hand zal op de nek van je vijanden zijn, voor jou zullen de zonen van je vader neerknielen.

9Juda is een leeuwenwelp. Van de prooi ben je opgeklommen, mijn zoon. Hij kromt zich, hij legt zich neer als een leeuw en als een leeuwin. Wie durft hem wakker te maken?

10De heersersstaf zal van Juda niet wijken en de scepter niet van tussen zijn voeten, totdat wie rust brengt komen zal en hem zullen de volken gehoorzamen.

11Hij bindt zijn veulen aan de wijnstok en het jong van zijn ezelin aan de edelste wijnstok. Hij wast zijn kleren in wijn en zijn mantel in druivenbloed.

12Zijn ogen zijn donker van de wijn en zijn tanden zijn wit van de melk.

13 Zebulon zal aan de zeekust wonen en zal een kustplaats voor schepen zijn. Zijn zijde zal op Sidon rusten.

14 Issaschar is een bonkige ezel, die neerligt tussen twee veestallen.

15Hij zag dat de rust weldadig en het land aantrekkelijk was en hij boog zijn schouders om de last te dragen en kwam onder een slavenjuk.

16 Dan zal over zijn volk rechtspreken als één van de stammen van Israël.

17Dan zal een slang zijn op de weg, een adder op het pad, die in de hielen van het paard bijt, zodat zijn berijder achterover valt.

18Op uw redding hoop ik, o HEERE!

19 Gad zal door bendes aangevallen worden, maar hij zal hen op de hielen zitten.

20Van Aser zal het brood voedzaam zijn en hij zal koninklijke lekkernijen leveren.

21 Naftali is een losgelaten hinde, hij laat schitterende uitspraken horen.

22 Jozef is de zoon van een vruchtbare, de zoon van een vruchtbare bij de bron. De dochters lopen over de muur.

23Ze maakten hem het leven bitter en schoten op hem en boogschutters belaagden hem,

24maar zijn boog bleef aangespannen en zijn onderarmen bleven soepel door de handen van de Machtige van Jakob - daarom is Hij de Herder, de rots van Israël -

25door de God van je vader, die je zal helpen, de Almachtige, die je zal zegenen met zegeningen uit de hemel daarboven, met zegeningen van de bruisende wateren daar beneden, met zegeningen van de borsten en van de moederschoot!

26De zegeningen van je vader gaan de zegeningen van wie mij verwekten te boven en reiken tot aan de toppen van de eeuwige heuvels. Zij zullen rusten op het hoofd van Jozef en op de kruin van wie de wijdingskrans onder zijn broeders draagt!

27 Benjamin is een verscheurende wolf. In de morgen verslindt hij en ’s avonds verdeelt hij de buit.”

28Zij allen vormden de stammen van Israël: twaalf stammen. Dit is het, wat hun vader tot hen sprak toen hij hen zegende. Hij zegende hen, ja ieder zegende hij met een eigen zegen.

29Hij gebood hun en zei tegen hen: “Ik zal bij mijn voorgeslacht worden gevoegd. Begraaf mij bij mijn vaderen in de spelonk in de akker van Efron, de Hethiet,

30in de spelonk die zich bevindt in de akker van Machpela, tegenover Mamre, in het land Kanaän, de spelonk die Abraham samen met de akker gekocht heeft van Efron, de Hethiet, als een eigen graftombe.

31Daar hebben zij Abraham en zijn vrouw Sara begraven. Daar hebben zij Izak en zijn vrouw Rebekka begraven. En ik heb Lea daar begraven.

32De akker met de spelonk erin is gekocht van de zonen van Heth.”

33 Toen Jakob klaar was met het geven van de voorschriften aan zijn zonen, legde hij zijn voeten bij elkaar op het bed en gaf de geest en hij werd bij zijn voorgeslacht gevoegd.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help