Job 10 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

Job spreekt tot Bildad: Gods bedoeling met het lijden

1Mijn ziel walgt van mijn leven,

ik zal mijn klacht de vrije loop laten,

ik zal spreken uit de bitterheid van mijn ziel.

2Ik zal tegen God zeggen: ‘Houd mij niet voor een boosdoener,

laat mij weten waarover U met mij twist.

3Doet het U goed dat U mij verdrukt,

dat U het werk van uw handen verwerpt,

terwijl U over de plannen van boosdoeners uw licht laat schijnen?

4Hebt U ogen van een mens van vlees en bloed,

kijkt U zoals een mens kijkt?

5Zijn uw dagen als de dagen van een mens?

Zijn uw jaren als de dagen van een man,

6dat U zo onderzoek doet naar mijn ongerechtigheid,

en doorvraagt naar mijn zonde?

7 Hoewel het U bekend is dat ik geen boosdoener ben,

is er niemand die aan uw hand doet ontkomen.

8Uw handen hebben mij gevormd en gemaakt,

zij zijn beide tezamen om mij heen, en nu verslindt U mij.

9Bedenk toch dat U mij als leem gemaakt hebt,

en mij tot stof zult doen terugkeren.

10Hebt U mij niet als melk uitgegoten,

en mij als kaas laten stremmen?

11Met huid en vlees hebt U mij bekleed,

met botten en pezen hebt U mij samengevlochten.

12U hebt mij leven en liefdevolle trouw geschonken,

uw zorg heeft mijn geest bewaard.

13Deze dingen had U echter in uw hart verborgen,

ik weet dat U dit van plan was.

14Als ik zondig, zult U mij in de gaten houden,

U zult mij niet vrijspreken van mijn ongerechtigheid.

15Als ik kwaad doe, wee mij!

Als ik rechtvaardig ben, zal ik mijn hoofd niet opheffen.

Ik ben verzadigd van schande en besef mijn ellende.

16Verhef ik mij, dan jaagt U op mij als een brullende leeuw,

en keert U Zich steeds weer verrassend tegen mij.

17U zou steeds nieuwe getuigen tegenover mij opstellen,

uw toorn tegen mij zou steeds groter worden,

voortdurende wisselende bewakers, ja, een legermacht brengt U tegen mij op de been.

18Waarom hebt U mij uit de baarmoeder doen komen?

Had ik maar de geest gegeven en had geen oog mij maar gezien!’

19Ik zou zijn alsof ik er niet geweest was,

uit de buik van mijn moeder zou ik naar het graf zijn gebracht.

20Zijn mijn dagen niet weinige?

Liet Hij mij maar met rust, wendde Hij zich maar van mij af opdat ik weer wat kan opveren,

21voordat ik heenga - en niet meer terugkom -

naar een land van duisternis en van de schaduw van de dood,

22een land zo donker als de duisternis,

als de schaduw van de dood, zonder silhouetten,

een land waar het licht net als het donker is.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help