Deuteronomium 28 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

Zegeningen en vervloekingen

1“Als je werkelijk gehoor geeft aan de stem van de HEERE, je GOD, door ervoor te zorgen dat je al zijn geboden, die ik je vandaag gebied, opvolgt, dan zal de HEERE, je GOD, je verhogen boven alle volken op aarde.

2Al deze zegeningen zullen op je neerkomen en tot je komen, wanneer je gehoor geeft aan de stem van de HEERE, je GOD.

3Gezegend zul je zijn in de stad en gezegend zul je zijn op het veld.

4Gezegend zal de vrucht van je schoot zijn en de vrucht van je grond en de vrucht van je vee, de worp van je koeien en de kostelijke lammetjes van je schapen en geiten.

5Gezegend zullen je mand en je deegtrog zijn.

6Gezegend zul je zijn bij je binnenkomst en gezegend zul je zijn bij je vertrek.

7De HEERE zal je vijanden, die zich tegen je verheffen, als verslagenen aan je uitleveren. Langs één weg zullen zij tegen je optrekken en langs zeven wegen zullen zij voor je wegvluchten.

8De HEERE zal over jou de zegen gebieden in je voorraadschuren en bij alles wat je hand onderneemt. Hij zal je zegenen in het land dat de HEERE, je GOD, je geven zal.

9De HEERE zal je doen opstaan tot een heilig volk voor Zichzelf, zoals Hij je gezworen heeft, wanneer jij je aan de geboden van de HEERE, je GOD, houdt en in zijn wegen wandelt.

10Alle volken op aarde zullen zien dat de Naam van de HEERE over je is uitgeroepen en zij zullen bevreesd voor je zijn.

11De HEERE zal je overvloedig het goede geven in de vrucht van je schoot en in de vrucht van je vee en in de vrucht van je grond, in het land waarvan de HEERE aan je vaderen onder ede beloofd heeft, dat Hij het aan jou zou geven.

12De HEERE zal zijn goede schatkamer, de hemelen, voor je openen om op zijn tijd regen aan je land te geven en om al het werk van je hand te zegenen. Je zult aan vele volken uitlenen, maar jij zult niet van hen lenen.

13De HEERE zal je tot een hoofd maken en niet tot een staart en je zult uitsluitend boven zijn en niet onder zijn, wanneer je gehoor geeft aan de geboden van de HEERE, je GOD, die ik je deze dag gebied, door erop te letten en door ze te doen.

14Van alle woorden die ik je vandaag gebied mag je niet afwijken naar rechts of naar links om achter andere goden aan te gaan en hen te dienen.

15 Maar als je geen gehoor geeft aan de stem van de HEERE, je GOD, door ervoor te zorgen dat je al zijn geboden en wetsvoorschriften, die ik je vandaag gebied, opvolgt, dan zullen al deze vervloekingen over je komen en je treffen.

16Vervloekt zul je zijn in de stad en vervloekt zul je zijn op het veld.

17Je mand en je deegtrog zullen vervloekt zijn.

18Vervloekt zal de vrucht van je schoot zijn en de vrucht van je grond, de worp van je koeien en de kostelijke lammetjes van je schapen en geiten.

19Vervloekt zul je zijn als je komt en vervloekt zul je zijn als je vertrekt.

20De HEERE zal vervloeking, verwarring en dreiging over je brengen bij alles wat je hand onderneemt, totdat je vernietigd wordt en totdat je plotseling voor mijn aangezicht omkomt, vanwege je misdaden, waardoor je Mij verlaten hebt.

21De HEERE zal de pest aan je doen kleven, totdat Hij een einde aan je heeft gemaakt in het land waar je naartoe gaat om dat als erfdeel in bezit te nemen.

22De HEERE zal je treffen met de tering, met koorts en met ontsteking, met de hitte en de droogte, met door de wind verschroeid koren en met meeldauw. Deze zullen je achtervolgen totdat je omkomt.

23De hemel boven je hoofd zal van koper zijn en onder je zal de aarde van ijzer zijn.

24De HEERE, je GOD, zal de regen van je land veranderen in stofwolken en in stof op de grond. Uit de hemel zal dit op je nederdalen, totdat je vernietigd bent.

25De HEERE zal maken dat je door je vijanden verslagen wordt. Langs één weg zul je tegen de vijand uittrekken en langs zeven wegen zul je voor zijn aangezicht wegvluchten en je zult tot een schrikbeeld zijn voor alle koninkrijken op aarde.

26Je dode lichaam zal tot spijs dienen voor alle vogels van de hemel en voor alle dieren van de aarde en niemand zal ze schrik kunnen aanjagen.

27De HEERE zal je slaan met de zweren van Egypte, met gezwellen, met schurft en met jeuk, waarvan je niet genezen kunt.

28De HEERE zal je slaan met krankzinnigheid, met blindheid en met verbijstering van hart.

29Midden op de dag zul je om je heen tasten, zoals een blinde rondtast in het donker. Je wegen zullen niet voorspoedig zijn, ja, je zult verdrukt en beroofd worden alle dagen van je leven en er zal geen redder zijn.

30Je zult met een vrouw in ondertrouw gaan en een andere man zal haar verkrachten, je zult een huis bouwen en er niet in wonen, je zult een wijngaard planten en er geen gebruik van maken.

31Je rund zal voor je ogen worden geslacht en je zult er niet van eten. Je ezel zal voor je ogen worden geroofd en niet tot je terugkeren. Je schapen en geiten zullen aan je vijanden gegeven worden en er zal geen redder voor je zijn.

32Je zonen en je dochters zullen aan een ander volk gegeven worden. Je ogen zullen uitzien en heel de dag naar hen smachten en je hand zal machteloos zijn.

33De vrucht van je grond en van al je arbeid zal worden opgegeten door een volk dat je niet hebt gekend en alle dagen van je leven zul je alleen maar verdrukt en vertrapt worden.

34Je zult krankzinnig worden vanwege de aanblik van wat je ogen zullen zien.

35De HEERE zal je slaan met vreselijke zweren aan knieën en benen, waarvan je niet zult kunnen genezen, van je voetzool af tot aan je schedel toe.

36De HEERE zal maken dat jij, samen met je koning die je over je hebt aangesteld, zult weggaan naar een volk dat jij nooit gekend hebt en je vaderen ook niet, en daar zul je andere goden van hout en steen dienen.

37Je zult tot een voorwerp van verschrikking worden, tot een spreekwoord en tot een aanleiding voor scherpe spot onder alle volken waarheen de HEERE je leiden zal.

38Je zult veel zaad buiten naar de akker brengen, maar je zult weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het verteren.

39Wijngaarden zul je planten en bewerken, maar je zult geen wijn drinken en niets inzamelen, want de worm zal ze afvreten.

40Je zult olijfbomen op heel je grondgebied hebben, maar je niet met olie zalven, want de vrucht zal vroegtijdig van je olijfboom afvallen.

41Je zult zonen en dochters verwekken, maar zij zullen niet bij je zijn, want zij zullen in gevangenschap wegtrekken.

42Al je bomen en de vrucht van je grond zal de sprinkhaan als zijn deel in bezit nemen.

43De vreemdeling die in je midden is, zal zich boven je verheffen, al hoger en hoger, en jij zult vernederd worden, dieper en dieper.

44Hij zal aan je lenen, maar jij zult niet aan hem lenen. Hij zal tot hoofd uitgroeien en jij zult tot staart worden.

45Al deze vervloekingen zullen over je komen en je achtervolgen en je treffen, totdat je vernietigd bent, omdat je geen gehoor hebt gegeven aan de stem van de HEERE, je GOD, door je te houden aan zijn geboden en zijn wetsvoorschriften die Hij je geboden heeft.

46Zij zullen voor jou en voor je nakomelingen een teken en een wonder zijn, tot in eeuwigheid.

47Omdat je de HEERE, je GOD, vanwege de overvloed van alles, niet met blijdschap en met de juiste hartsgezindheid gediend hebt.

48zul jij je vijanden, die de HEERE onder je zal zenden, dienen met honger en dorst, in naaktheid, en bij gebrek aan alles. Hij zal een ijzeren juk op je hals leggen, totdat Hij je vernietigd heeft.

49De HEERE zal een volk van ver weg tegen je doen opstaan, van het einde van de aarde, een volk dat komt aanzweven als een arend, een volk waarvan je de spraak niet zult begrijpen,

50een volk met een strakke blik dat geen rekening zal houden met wie oud is en niet genadig zal zijn voor wie jong is.

51Het zal de vrucht van je vee en de vrucht van je land eten, totdat je vernietigd bent, want het zal geen koren, nieuwe wijn, verse olie, worp van je koeien of van die kostelijke lammetjes van je schapen en geiten voor je overlaten, totdat het jou heeft omgebracht.

52Het zal je bij al je poorten in het nauw brengen, totdat jouw hoge en versterkte muren, waarop je in heel je land vertrouwde, instorten. Het zal je in het nauw brengen in al je poorten, in heel je land dat de HEERE, je GOD, je gegeven heeft.

53Tijdens de belegering en in de benauwdheid waarmee je vijanden je zullen benauwen, zul je eten van de vrucht van je schoot, het vlees van je zonen en je dochters die de HEERE, je GOD, je geven zal.

54Van de zachtaardigste en meest verfijnde man onder je zal de blik vijandig zijn tegenover zijn broeder en tegenover de vrouw van zijn hart en tegenover de rest van zijn zonen die nog overgebleven zijn,

55zodat hij niet één van hen ook maar iets geven zal van het vlees van zijn zonen die hij zal opeten, omdat er van alles niets is overgebleven tijdens de belegering en in de benauwdheid waarmee je vijand je in al je poorten benauwen zal.

56Van de zachtaardigste en meest verfijnde vrouw onder je, die het nooit gewaagd heeft haar voetzool op de grond te zetten vanwege haar zachtaardigheid en verfijndheid, zal de blik vijandig staan tegenover de man van haar hart en tegenover haar zoon en tegenover haar dochter,

57vanwege haar nageboorte die tussen haar benen naar buiten komt en om haar zonen die zij gebaard heeft, want zij zal hen in het verborgene opeten vanwege het tekort aan alles tijdens de belegering en de benauwdheid waarmee je vijand je in al je poorten zal benauwen.

58Als jij je niet daadwerkelijk houdt aan alle woorden van deze Wet, die in deze boekrol opgeschreven zijn, door deze heerlijke en ontzagwekkende Naam, de HEERE, je GOD, te vrezen,

59dan zal de HEERE jouw plagen en de plagen onder je nakomelingschap uitzonderlijk maken. Grote en langdurige plagen, en vreselijke en aanhoudende ziekten zullen het zijn.

60Hij zal alle kwalen van Egypte, waarvoor je gevreesd hebt, over je brengen en zij zullen aan je vastkleven.

61Zelfs alle ziekten en alle plagen die niet in de boekrol van deze Wet zijn opgeschreven, zal de HEERE over je doen komen totdat je vernietigd bent.

62Met een handjevol mannen zullen jullie overblijven in plaats van dat jullie talrijk zullen worden als de sterren aan de hemel, omdat je geen gehoor hebt gegeven aan de stem van de HEERE, je GOD.

63Zoals de HEERE zich over jullie verheugde om jullie goed te doen en om jullie in aantal te doen groeien, zo zal de HEERE zich over jullie verheugen om jullie om te brengen en om jullie te vernietigen, en jullie zullen worden weggerukt uit het land waar je naartoe gaat om dat als erfdeel in bezit te nemen.

64De HEERE zal je verstrooien onder alle volken, van het ene einde van de aarde tot aan het andere einde van de aarde en daar zul je andere goden van hout en steen dienen, die jij en je vaderen niet gekend hebben.

65Je zult je niet op je gemak voelen onder die volken en je voetzool zal geen rust vinden, want de HEERE zal je daar een bevend hart, uitgebluste ogen en een wegkwijnende ziel geven.

66Voor je besef zal je leven aan een zijden draad hangen en nacht en dag zul je angstig en niet zeker van je leven zijn.

67’s Morgens zul je zeggen: ‘Och, was het maar avond!’, en ’s avonds zul je zeggen: ‘Och, was het maar morgen!’, vanwege de vrees in je hart die je zo angstig maakt en vanwege de aanblik van wat je ogen zullen zien.

68De HEERE zal je in schepen naar Egypte doen terugkeren, langs een weg waarvan ik je gezegd heb: ‘Je zult die niet meer zien!’, en daar zullen jullie jezelf als slaven en slavinnen aan je vijanden te koop aanbieden, maar er zal geen koper zijn.”

69Dit zijn de woorden van het Verbond dat de HEERE Mozes geboden heeft met de zonen van Israël te sluiten in het land van Moab, naast het Verbond dat Hij met hen gesloten had bij Horeb.

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help