Handelingen 21 - EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling(EBV24)

Paulus’ reis naar Jeruzalem

1 Nadat wij ons van hen hadden losgemaakt, voeren wij rechtstreeks naar het eiland Kos en de volgende dag kwamen wij in Rhodus aan en vandaar voeren wij naar Patara.

2Daar vonden wij een schip dat naar Foenicië zou gaan. Wij gingen aan boord en voeren weg.

3Toen wij bij het eiland Cyprus kwamen, lieten wij dat links liggen en kwamen bij Syrië en vandaar kwamen wij in Tyrus, omdat het schip haar lading daar moest lossen.

4Toen wij daar discipelen vonden, bleven wij zeven dagen bij hen. Iedere dag zeiden zij door de Geest tegen Paulus, dat hij niet naar Jeruzalem moest gaan.

5Na deze dagen vertrokken wij en reisden verder. Zij allen deden ons uitgeleide, zij en hun vrouwen en kinderen, tot buiten de stad. Zij knielden op hun knieën neer aan de oever van de zee en baden.

6Toen wij van elkaar afscheid genomen hadden, klommen wij aan boord van het schip en zij gingen terug naar huis.

7Wij voeren van Tyrus af en kwamen in de stad Akko. We groeten de broeders daar en bleven één dag bij hen.

8De volgende dag vertrokken wij en kwamen in Caesarea. Wij gingen het huis binnen van de evangelist Filippus, die één van de zeven dienaren was en verbleven daar.

9Hij had vier ongetrouwde dochters die profeteerden.

10Toen wij daar lange tijd geweest waren, kwam er een profeet uit Judea, die Agabus heette.

11Hij kwam bij ons binnen, pakte Paulus’ gordel, bond zijn eigen handen en voeten vast en zei: “Dit zegt de Heilige Geest: ‘De Joden in Jeruzalem zullen de man van wie deze gordel is, vastbinden en overgeven in de handen van de volken.’ ”

12Toen wij deze woorden gehoord hadden, drongen zowel wij als de mensen van dat gebied er bij hem op aan dat hij niet naar Jeruzalem zou gaan.

13Maar Paulus antwoordde en zei: “Wat doen jullie, dat jullie zo huilen en mijn hart breken? Want ik ben niet alleen bereid om geboeid te worden, maar ook om in Jeruzalem te sterven voor de Naam van onze Here Jezus Christus.”

14Toen hij zich niet door ons liet overtuigen, hielden wij op en zeiden: “Laat de wil van onze Heer geschieden!”

15Na die dagen maakten wij ons klaar en gingen op weg naar Jeruzalem.

16Met ons gingen enige discipelen uit Caesarea mee, die een broeder met zich meenamen, één van de eerste discipelen, die Mnason heette en van Cyprus kwam, om ons in zijn huis te ontvangen.

De vergadering in Jeruzalem

17Toen wij in Jeruzalem aangekomen waren, ontvingen de broeders ons hartelijk.

18De volgende dag ging Paulus met ons naar Jakobus, toen alle oudsten daar bij hem samengekomen waren.

19Nadat wij hen begroet hadden, vertelde Paulus hen stap voor stap alles wat GOD onder de volken door zijn dienst had gedaan.

20Toen zij dat gehoord hadden, loofden zij GOD en zeiden tegen hem: “Onze broeder, je ziet hoeveel tienduizenden er in Judea tot geloof gekomen zijn en zij zijn allemaal vol ijver voor de Wet.

21Maar aan hen is verteld dat jij alle Joden, die onder de volken zijn, onderwijst om van de Wet van Mozes af te vallen, omdat je hun zegt dat zij hun zonen niet moeten besnijden en niet overeenkomstig de gewoonten van de Wet moeten leven.

22Daarom dan, omdat zij gehoord hebben dat jij hier aangekomen bent,

23doe wat wij je zeggen! Wij hebben vier mannen, die een gelofte hebben afgelegd om zich te reinigen.

24Neem hen mee en reinig je samen met hen en vergoed hun de kosten zodat zij hun hoofd kunnen laten scheren. Dan zal iedereen weten, dat wat er over jou gezegd is, niet klopt en dat jijzelf de Wet naleeft en je er aan houdt.

25Maar wat betreft de gelovigen onder de volken hebben wij voorgeschreven dat zij zich moeten onthouden van vlees dat aan de afgoden geofferd is, van hoererij, van het verstikte en van bloed.”

26Toen nam Paulus de mannen met zich mee en liet zich de volgende dag samen met hen reinigen. Zij gingen naar binnen en liepen naar de Tempel en hij deelde hen mee dat de dagen van de reiniging vervuld zouden zijn als de offergave van ieder van hen zou zijn gebracht.

De gevangenneming van Paulus in de Tempel

27Toen de zevende dag was aangebroken, zagen de Joden uit Asia hem in de Tempel en stookten heel het volk tegen hem op en sloegen de handen aan hem

28en riepen: “Mannen, zonen van Israël, help! Dit is de man die zich tegen ons volk keert en overal onderwijst tegen de Wet in en tegen deze plaats. Bovendien heeft hij Arameeërs in de Tempel gebracht en deze heilige plaats verontreinigd!”

29Want zij hadden eerder Trofimus, de Efeziër, met hem in de stad gezien en zij dachten, dat hij met Paulus de Tempel was binnengegaan.

30Heel de stad kwam in rep en roer en het volk liep te hoop. Zij grepen Paulus en sleepten hem de Tempel uit en onmiddellijk werden de deuren gesloten.

31Toen de menigte hem wilde doden, kreeg de commandant van de legerafdeling te horen dat heel de stad in opschudding was.

32Hij nam onmiddellijk een hoofdman over honderd en een menigte soldaten mee en rende naar hen toe. Toen zij de commandant en de soldaten zagen, hielden zij op met Paulus te slaan.

33Toen de commandant bij hem kwam, greep hij hem en gaf bevel om hem met twee kettingen vast te binden. Toen vroeg hij wie hij was en wat hij gedaan had.

34Van de mensen in de menigte riep de een dit en de ander dat tegen hem. Omdat hij door het geroep onmogelijk te weten kon komen wat de waarheid was, gaf hij bevel om hem naar de kazerne te brengen.

35Toen Paulus bij de trappen gekomen was, werd hij door de soldaten gedragen vanwege het geweld van het volk,

36want een grote menigte volk volgde hem, terwijl zij schreeuwden en zeiden: “Weg met hem!”

37Toen hij dicht bij de kazerne gekomen was en die zou binnengaan, zei Paulus tegen de commandant: “Mag ik u iets zeggen?” Maar hij zei: “Ken jij dan Grieks?

38Ben jij dan niet de Egyptenaar die enige tijd geleden oproer veroorzaakt heeft en vierduizend misdadigers naar de woestijn heeft geleid?”

39Paulus zei tegen hem: “Ik ben een Jood uit Tarsus, een bekende stad in Cilicië. Daar ben ik geboren. Ik verzoek u, sta mij toe tot het volk te spreken.”

40Toen hij hem toestemming gegeven had, ging Paulus op de trap staan en wenkte met zijn hand naar hen. Toen zij stil geworden waren, sprak hij tot hen in het Hebreeuws en zei tegen hen …

Blog
About Us
Message
Site Map

Who We AreWhat We EelieveWhat We Do

Terms of UsePrivacy Notice

2025 by iamachristian.org,Inc All rights reserved.

Home
Gospel
Question
Blog
Help